Aan de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) kleven risico’s voor gemeenten, signaleert de VNG in een impactanalyse. Een financiële tegenvaller is niet denkbeeldig nu er ‘verborgen’ kosten opduiken bij de geplande privatisering van het toezicht.
Begin 2022 treedt tegelijk met de Omgevingswet de Wkb in werking. Op dat moment gaat de kwaliteitscontrole bij bouwprojecten over naar de markt. Bouwers moeten een private kwaliteitsborger inhuren. Deze onafhankelijke, gecertificeerde controleur ziet erop toe dat gebouwen conform de bouwtechnische voorschriften uit het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL), een van de vier AMvB’s onder de Omgevingswet, tot stand komen.
Lastig parket
Een positieve gereedheidsverklaring van het gebouw gaat straks in het bouwdossier naar de gemeente, die daarna geen inhoudelijke technische toetsingstaak meer heeft, maar niettemin als bevoegd gezag verantwoordelijk blijft. Als de positieve verklaring ontbreekt, bijvoorbeeld omdat de kwaliteitsborger oordeelt dat het gebouw niet BBL-proof is, komen gemeenten in een lastig parket, zo signaleert de VNG.
De analyse spreekt van een omissie in het nieuwe toezichtstelsel. ‘Zonder deze verklaring zijn de gevolgen voor gemeenten,’ vertelt programmamanager Jimco Drost van de VNG. ‘Wettelijk gezien is gebruik van het gebouw dan niet toegestaan. Maar gemeenten moeten dan wel strikt handhaven. De consequentie is dat het gebouw leeg staat en onbenut blijft.’
De druk van buiten zal dan toenemen, is de verwachting. ‘Initiatiefnemers zullen het hier niet bij laten zitten. Dat is ook begrijpelijk. In het ergste geval kan dit tot rechtszaken leiden. De gemeente heeft dan weinig keus en is genoodzaakt zich het bouwdossier eigen te maken om zelf een oplossing te zoeken. Mogelijk moet ze externe deskundigen inhuren. Dat kan flink in de papieren lopen.’
Miljoenen euro’s
De impactanalyse van de VNG rekent voor dat een gemeente al snel één tot twee werkweken aan een enkel dossier kwijt is, mocht de positieve verklaring blijvend achterwege blijven. Als bij tien procent van de bouwprojecten geen positieve verklaring zit, komt dat voor alle gemeenten samen neer op een jaarlijks kostenplaatje van 3 tot ruim 6 miljoen euro. Bij hogere percentages lopen de kosten navenant op. Als het aandeel afgekeurde plannen een derde van het totaal bedraagt, dan komt de extra kostenpost al op 19 miljoen euro.
Punt is dat het extra werk niet financieel gedekt is in de Wkb. Daar komt nog bij dat voor veel bouwplannen alléén een meldingsplicht gaat gelden. Het gaat om veelvoorkomende bouwtypen, zoals rijtjeshuizen en vrijstaande woningen. Gemeenten, vooral in de gebieden waar veel wordt gebouwd, zien hierdoor de legesinkomsten dalen, wat de financiële middelen voor bouwtoezicht verder onder druk zet. Drost raadt gemeenten aan nu al in kaart te brengen hoeveel bouwprojecten onder de meldingsplicht gaan vallen. ‘Van belang is hierop te anticiperen.’
Volgens Drost is nog onduidelijk hoe het foutpercentage en dus het financiële plaatje in de praktijk zal uitpakken. ‘De proefprojecten die we willen doen, kunnen daar meer inzicht in geven. Ook kunnen we zo mogelijk achterhalen hoe je kunt voorkomen dat gebouwen zonder positieve verklaring worden opgeleverd.’
Wettelijke stopmomenten
Volgens de impactanalyse hebben gemeenten een grote behoefte aan wettelijk geregelde informatie- en stopmomenten. Deze ontbreken in de Wkb. Het ministerie van BZK stelt dat deze bevoegdheid in generieke regelgeving (Algemene wet bestuursrecht) is verankerd, ‘maar vanuit gemeentelijk perspectief is dat te reactief’, aldus Drost. De VNG is hierover met het ministerie in gesprek.
Geef een reactie