Met een drastische vermindering van regels en een andere bestuursmentaliteit zorg je ervoor dat investeerders niet gaan zuchten maar bouwen, en daar zijn al flink wat voorbeelden van. “Het is niet echt nieuw; eerder retro-innovatie.”
We spraken de praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft en directeur Nieuwe Markten bij Bouwfonds Ontwikkeling een jaar geleden over de acht pilotgemeenten die voortvarend wilden ontslakken, zoals het verminderen van de regeldruk wordt genoemd. Het ging toen om het “drama van goede bedoelingen” dat de bouw verstikte. Momenteel kan Friso de Zeeuw vertellen dat er 25 pilots lopen. Als voorzitter van het zogenoemde Actieteam, bedoeld om te snoeien in het woud van nutteloze regels en nota’s, heeft De Zeeuw dus nieuwe praktijkervaringen gezien het afgelopen jaar.
Laat meer los, is het adagium. “Voor een pilot is het dan goed een zeker houvast te hebben”, zegt De Zeeuw. “Aan het begin van een bouwproject is de basis voor een regelarme aanpak goed te leggen. Toch kan je hiermee ook mooi aan de slag mocht je “een vastlopertje” hebben. “Dat gebeurt momenteel bij een project rond een voormalige Schiedammer jeneverstokerij”, is een voorbeeld. Daar zien we dat investeerders niet snel zuchten als je eerst eens met elkaar om de tafel gaat. Ook in Schagen gaat het zo. Daar willen recreatiebedrijven uitbreiden. De reflex van de gemeente was: ” beleidsnota maken”. Daar heeft men nu vanaf gezien en gaat de gemeente met de bedrijven rond de tafel zitten.
Oriëntatie
Goed. Eerst maar eens horen wat de plannen zijn. Maar wat als je dan enthousiast begint te praten of die plannen en mogelijk al beloften doet als gemeente? Heel simpel, stelt De Zeeuw: “Maak duidelijk dat het gaat om een oriënterend gesprek.” Dat hoeft ook niet heel formeel, voegt de praktijkhoogleraar toe. Als het maar duidelijk is.
Het gaat om een praktische kijk op de zaak. Wel vraagt het verminderen van regeldruk om doorzettingsvermogen. “Als je kijkt naar de wethouders en de top van het ambtelijk apparaat zit daar veel animo voor deze manier van werken”, ziet de voorzitter van het Actieteam. “Vervolgens moet je dan wel afdalen naar de diepste krochten van het gemeentehuis, want uiteindelijk moet iemand een paraaf zetten en die is mogelijk geleerd om risicomijdend te zijn.”
Initiatieven
Wie zegt eigenlijk: laten we een pilotgemeente worden! Dat wisselt, volgens De Zeeuw. In Hoorn en Woerden was het de gemeenteraad die wilde ontslakken. In Zaanstad en Eindhoven waren het een wethouder en het college, in Westland en Breda begon het met enthousiaste top-ambtenaren. “Zelfs bij een masterplan, zoals dat van de Bloemendalerpolder tussen Muiden en Weesp, zie je wel minder regeldruk dan voorheen het geval zou zijn. Hoe de woningen er precies uit gaan zien, bijvoorbeeld. Daar gaan ze flexibel en gefaseerd te werk”.
Is dit alles nieuw, is de vraag. “Eigenlijk niet,” is het antwoord. “We gaan hiermee een beetje terug naar het begin van de jaren ’70. Daarna kwamen er steeds meer sectorale regels en beperkingen bij; de complexiteit, de kosten en de juridificering namen enorm toe. De regeldruk is ook wel een luxeprobleem.”
Krappe koepel
Nee, de pilots zijn geen voorportaal tot zogeheten Belgische toestanden van willekeurig bestuur en ruimtelijke verrommeling. In Nederland zitten we volgens De Zeeuw ver af van willekeur. Een beetje opschuiven, los komen van de opeenstapeling van de strakke beleidskaders, kan geen kwaad. Het advies is wat meer te vertrouwen op nuchter verstand en minder beleidsstukken te verzamelen. “Het publieke kader blijft natuurlijk wel. Maar voor investeerders moet men die hoepel met publieke eisen groter worden en wat lager houden. Dan kan de initiatiefnemer er makkelijker doorheen springen.
Leuk en aardig, maar hoe zit het dan bijvoorbeeld met de Flora- en Faunawet? “Die wet, en Natura 2000, zijn hele verhalen apart”, is de ervaring. “Een handreiking bij het omgaan met een dwergvleermuis is illustratief wat dit betreft. Het is een document van 80 pagina’s, zo complex. Ook het omdraaien van de bewijslast of er wel of niet een bepaalde diersoort leeft op een terrein waar gebouwd wordt, is problematisch.”
Het advies is een goede ecoloog in te schakelen en op te passen voor risicoloos besturen door bij voorbeeld niet nog een tweede vleermuisonderzoek in te stellen “voor alle zekerheid”. Een ander voorbeeld? In Tilburg werd een ontheffing verleend omdat de verantwoordelijk wethouder ervan overtuigd was dat het wel goed zou komen met de wijziging van het bestemmingsplan dat het vestigen van een bedrijf op een bepaalde locatie mogelijk zou maken. Groot pluspunt: juist daar zou de verkeersoverlast beperkt worden. En ja, het vooruitlopen op die procedure kwam de gemeente niet duur te staan. De Zeeuw benadrukt dat het zo is gegaan omdat de gemeenteraad het college de ruimte gaf die ontheffing te verlenen.
Aanbestedingen
Is het nodig een aanbesteding uit te schrijven als de kosten voor een project boven een bepaalde drempelwaarden komen? Nee, weet De Zeeuw. Meestal kan je als gemeente volstaan met een simpele selectieprocedure. Er is net een prima handreiking verschenen voor selecties bij gebiedsontwikkeling, onder de titel Hou het simpel met vlag en wimpel. Plannen worden vaak ook niet beter van uitgebreide Europese aanbestedingen.”
De Zeeuw verspreidt zijn boodschap middels interviews, conferenties, congressen en workshops. Dat blijft hij ook nog wel een tijd doen, is de verwachting. De Omgevingswet kan ook helpen, “maar het is nog zeer de vraag of deze wet al in 2018 haalbaar is”. Er wordt ook veel doorgeschoven naar een Algemene Maatregel van Bestuur, voorziet de praktijkhoogleraar. “Ik ben benieuwd naar de inhoud. Gelukkig zien we bijvoorbeeld ook door “Nu Al Eenvoudig Beter“-projecten dat het nu al veel mogelijk is.”
Geef een reactie