Een commissie onder leiding van VVD-coryfee Jozias van Aartsen adviseert het Rijk de regionale omgevingsdiensten meer op afstand van gemeenten te zetten. Onterechte en ongewenste centralisatiedrift, reageren de gemeenten.
De commissie-Van Aartsen werd medio vorig jaar ingesteld door staatssecretaris Van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat. Donderdag presenteerde ze haar advies hoe het milieutoezicht sterker en slagvaardiger kan. Van Veldhoven uitte eerder stevige kritiek op de in haar ogen tandeloze omgevingsdiensten, die onvoldoende onafhankelijk zouden zijn en volgens haar te weinig capaciteit en deskundigheid in huis hebben.
Geen spat veranderd
Nederland kent sinds 2013 een stelsel van 29 regionale omgevingsdiensten, die verantwoordelijk zijn voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op milieugebied. Dit stelsel volgde op lang politiek geharrewar na een eerder advies uit 2008 van de commissie-Mans, die het milieutoezicht destijds als te versnipperd en vrijblijvend beoordeelde. Van Aartsen vindt dat er sindsdien eigenlijk geen spat is veranderd en pleit nu voor verdere schaalvergroting en een strakkere regierol van het Rijk.
Het huidige stelsel is zeer gedecentraliseerd en gemeente- en provinciebesturen kunnen flink hun stempel drukken op de uitvoering van het milieutoezicht. In feite bepalen gemeenten wat de omgevingsdienst lokaal doet, zegt Van Aartsen in het nieuwe advies. Omdat de omgevingsdiensten zijn ingericht als gemeenschappelijke regeling, is een lid van het college automatisch bestuurslid van de dienst.
‘Toezichtsgat’ omgevingsdiensten
Niet alleen zijn de omgevingsdiensten daardoor onvoldoende onafhankelijk, ze hebben ook te veel en te diverse taken in hun mandje. Verder is de schaal van een aantal diensten te klein. De meest in het oog springende lacune, vindt Van Aartsen, is het volledig ontbreken van extern toezicht op de omgevingsdiensten. De commissie spreekt van een heus ‘toezichtsgat’.
Verder vindt de commissie het huidige functioneren van de omgevingsdiensten zwak. Ze leidt dat af uit de vele recente breed in de media uitgemeten milieu-incidenten, zoals de grafietregens bij Tata Steel en het storten van granuliet in een natuurplas in Gelderland. Volgens de commissie is het toezicht op de handel in afval, bouwafval en grond slecht geregeld en is de overheid niet capabel om slecht naleefgedrag van bedrijven aan te pakken. Meldingen van verdachte grondtransacties worden nauwelijks opgevolgd.
Gebreken zijn schadelijk
Gesprekken die de commissie met een aantal omgevingsdiensten heeft gevoerd, zouden bevestigen dat het milieutoezicht ernstige gebreken kent. Dit leidt tot milieu- en gezondheidsschade, maar ook tot economische en bestuurlijke schade. Als voorbeeld noemt de commissie een gemeente die achterbleef met een schadepost van duizenden euro’s die niet meer te verhalen bleek op een bedrijf, dat een gehuurd terrein had volgestort met afval en daarna was vertrokken.
Het incident leidde tot imagoschade voor de gemeente omdat deze onvoldoende handvatten had om adequaat te kunnen optreden vanwege een verouderde vergunning, die ook nog uitging van een niet meer bestaand wettelijk kader.
Vrees uitgekomen
Van Aartsen adviseert de ondergrens voor de omvang van omgevingsdiensten te verhogen. Het huidige aantal van 29 omgevingsdiensten vindt de commissie te hoog. De kritische massa is onvoldoende om de VTH-opgave in de regio naar behoren te realiseren. Ook moet er vanuit het Rijk toezicht op de omgevingsdiensten komen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) kan hier een grote rol bij krijgen, aldus de commissie. De vrees dat Van Aartsen meer centralisatie zou adviseren, is daarmee uitgekomen.
Wethouder Freek Buijtelaar van Borger-Odoorn en portefeuillehouder VTH bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), vindt het goed dat een commissie zich over het functioneren van het stelsel heeft gebogen. Maar hij is ook kritisch: ‘Een duidelijk toekomstbeeld van de ideale omgevingsdienst biedt het commissierapport niet. In het toezicht gaat beslist wel eens iets mis, maar zoals het stelsel nu is georganiseerd, is de betrokkenheid van gemeenten groot. En terecht, wij zijn bevoegd gezag en verantwoordelijk.’
‘Gemeente weet het beter’
Gemeenten weten beter dan de omgevingsdiensten wat er lokaal speelt, aldus Buijtelaar: ‘We voeren hier ter plekke de dialoog met bedrijven. Bij een klein deel gaat het weleens verkeerd. Dat heeft niet alleen een criminele inslag. Problemen kunnen vaak van sociale aard zijn, bijvoorbeeld een geschil met omwonenden of iemand die door relatieproblemen zijn zaak laat versloffen en de milieuregels niet meer naleeft. Zo iemand moet je anders aanpakken dan een bedrijf dat willens en wetens de boel belazert.’
‘Dat onderscheid,’ zegt Buijtelaar, ‘kun je alleen maken als je er dichter op zit en een dossier van meerdere kanten kunt overzien, op basis van lokale kennis, ook de sociale context van een bedrijf. Ga dus niet aan onze bevoegdheid sleutelen en houdt de integrale benadering in stand. Laat gemeenten zelf hun beleidskeuzes maken. Ik zou dus juist het huidige stelsel gaan versterken zonder de schaalgrootte te veel te veranderen.’
Zwalkend beleid
Volgens Buijtelaar verdient de regionale samenwerking in omgevingsdiensten de kans om te groeien. De huidige structuur biedt een oplossing voor het vraagstuk dat kleinere gemeenten onvoldoende kennis hebben van handhaving om hun moeilijke taken goed uit te voeren.
‘We hebben geen behoefte aan gecentraliseerd milieutoezicht, wél aan voldoende geld en mensen om die taak fatsoenlijk uit te kunnen voeren. Het zou een zwalkend beleid zijn, als daar nu weer centralistische trekjes bij komen. Het zou beter zijn als het Rijk de decentrale VTH-uitvoering actiever zou ondersteunen.’
Geef een reactie