Lokale overheden hebben nauwelijks inzicht in hun vorderingen in reductie van koolstofdioxide (CO2). Geschikte meetmethoden ontbreken, ook wordt niet altijd op concrete CO2-winst gestuurd. Gemeenten willen echter niet alleen op harde CO2-statistieken koersen. Best en Zundert vertellen.
Uit onderzoek naar lokaal duurzaamheidsbeleid komt naar voren dat gemeenten geen scherp beeld hebben van hoeveel CO2-reductie ze realiseren. JS Consultancy stuurde in de eerste helft van dit jaar een enquête rond langs een twintigtal Brabantse gemeenten. ‘De meesten schatten in dat ze vorderingen maken, maar het harde bewijs ontbreekt. Wat opvalt is dat bijna alle gemeenten moeten erkennen dat zij niet aan kunnen geven hoeveel procent van hun lange-termijn duurzaamheidsdoelstelling op dit moment is gerealiseerd,’ zegt onderzoeker Arjan van Welsem, die wil benadrukken dat het onderzoek slechts een indruk geeft en niet representatief is.
Een van de gemeenten had wel een indicatie, maar daaruit bleek dat de CO2-uitstoot gestegen was. Bij een andere gemeente die het had uitgezocht, hoorde Van Welsem terug dat de uitstoot in de afgelopen twintig jaar was verdubbeld, maar dat was toe te schrijven aan de vele bijgebouwde woningen en toegenomen bedrijvigheid. Van Welsem vindt dat gemeenten in geschikte meetmethoden moeten investeren om de voortgang te kunnen volgen, ‘want als je niets meet, hoe kun je als gemeente dan sturen op CO2-reductie en je beleidsambities realiseren?’
Klimaatmonitor
Twee gemeenten uit het onderzoek – Best en Zundert – gaven aan de Klimaatmonitor van de rijksoverheid te gebruiken. ‘Er zijn maar weinig gemeenten die deze monitor kennen,’ weet Van Welsem. ‘Deze twee gemeenten stelden echter duidelijk dat dit een erg onhandige meetlat is om de CO2-resultaten voor de eigen gemeente mee boven water te halen.’ Programmamanager Economie en Innovatie Jolanda Verwegen in Zundert licht toe. ‘Wij hebben de data uit de Klimaatmonitor onder meer gebruikt bij het opstellen van de Zonnevisie, om zo een beeld te krijgen hoe ver we in onze duurzaamheidsopgave staan. De cijfers uit de Klimaatmonitor geven een richting aan, maar zijn op verschillende onderwerpen niet meer dan een inschatting. Bovendien zijn de data van 2018, dus je loopt sowieso achter de feiten aan.’
Beleidsmedewerker duurzaamheid Cyrille Gijbels van de gemeente Best deelt deze kritiek. Bovendien constateert ze dat de makers van de Klimaatmonitor bij voortschrijdend inzicht met terugwerkende kracht wijzigingen in berekeningen en databronnen doorvoeren. ‘Daardoor kan je score opeens lager uitvallen, terwijl je lokaal wel degelijk stappen hebt gemaakt.’
Verlanglijstje
Van Welsem verwacht dat er betere meetmethoden zullen komen. ‘Zelf heb ik al een aantal partijen in beeld, die dit zouden kunnen.’ Ook onderzoeksbureau CE Delft, dat voor met name grote steden CO2-monitoringopdrachten doet, zegt aan een generiek meetinstrument te werken. ‘Een dergelijke tool staat hoog op ons verlanglijstje,’ zegt woordvoerder Han Schouten.
Het onderzoeksinstituut dat in opdracht van het kabinet vinger aan de pols houdt bij de CO2-reductie in ons land, is het Planbureau voor de leefomgeving (PBL). ‘Ook wij merken dat er een grote behoefte is bij gemeenten en andere overheden, om het effect van hun duurzame initiatieven in beeld te brengen. Dat is niet goed uit de Klimaatmonitor te halen,’ beaamt PBL-woordvoerder Evert-Jan Brouwer.
‘Het berekenen van het effect van specifieke maatregelen op de CO2-uitstoot is een ingewikkeld onderwerp. Op landelijk niveau is dat met de nodige onzekerheden omgeven, maar op lokaal niveau nog meer. Het neerzetten van windmolens leidt bijvoorbeeld op zichzelf niet tot besparing van CO2. Dan moet je ook een kolencentrale sluiten. De vraag is dan vervolgens: voor wie geldt dan de CO2-winst? Voor de gemeente waar de gesloten kolencentrale staat of voor de gemeente die de windturbines heeft neergezet? Daar kun je een berekening van maken, maar daarvoor zul je veel aannames moeten maken. En dan heb je het alleen nog maar over elektriciteit uit wind en zon.’ Om het precieze CO2-effect van bepaalde maatregelen te berekenen, stelt Brouwer, zal het voor veel indicatoren al snel veel zinvoller zijn dit op nationaal niveau te doen.
Abstract
Uit de enquête van JS Consultancy komt ook naar voren dat gemeenten niet uitsluitend kijken naar de effectieve CO2-reductie van projecten, maar ook andere redenen hebben om projecten te starten. ‘Gemeenten willen juist aan draagvlak bouwen,’ zegt Van Welsem. ‘Dat alleen al is een enorme klus. Als je een paar eenvoudige maatregelen kunt nemen die succesvol zijn, bijvoorbeeld het vergroenen van een woonwijk of bedrijventerrein voor meer biodiversiteit of het op verzoek van bewoners uitdelen van regentonnen, dan kun je makkelijker de volgende en moeilijke stappen doen. Zo maak je de geesten rijp voor als er een echt CO2-reductieproject komt. In politiek is de zichtbaarheid van dingen belangrijk.’
Zundert, laat Verwegen weten, stelt zich vooral op het standpunt dat de gemeente het samen met de omgeving moet doen. ‘Eigenlijk zouden we die acties moeten oppakken die de meeste bijdrage aan CO2-reductie leveren. Zo zitten we er als gemeente niet in. We gaan vooral daar aan de slag waar de energie zit. Buiten de wettelijke taken en opgaven die we hebben, zoals het opstellen van een Warmtevisie.’
In Best gelooft ook Gijbels niet alleen in harde CO2-reductiestatistieken. De 21 gemeenten in de Regionale Energiestrategie voor Metropoolregio Eindhoven, waar ook Best aan deelneemt, hebben de ambitie om energieneutraal en afvalloos te zijn. ‘We willen toewerken naar een duurzame samenleving. Zo’n doelstelling kun je niet plat slaan tot puur CO2-monitoring,’ zegt Gijbels. ‘Je kunt niet alleen focussen op getallen. Niet alles wat je doet, is namelijk kwantitatief te maken. Het CO2-effect van een snelfietspad is veel minder nauwkeurig in beeld te brengen dan de harde megawatts van een nieuw zonnepark. Ook wordt er in onze gemeente veel gedaan aan educatie op scholen, maar ook de impact hiervan is niet te meten.’
Geef een reactie