Minister Jetten gaat het helemaal anders doen op de warmtemarkt. Waar gemeenten eerder naar de pijpen van de geldschieters moesten dansen, zijn ze straks zelf de grote baas. De huidige monopolisten blijven wel onmisbaar, want die houden de diepste zakken.
De minister voor Klimaat en Energie stuurde zijn plannen voor een nieuwe warmtewet onlangs naar de Tweede Kamer. De Wet collectieve warmtevoorziening, waarvan een concept al in 2020 werd geconsulteerd, moet het pad effenen naar een warmtevoorziening zonder fossiele bronnen.
De exacte invulling die het huidige kabinet aan het lang verwachte wetsvoorstel geeft, bracht rumoer teweeg: het voorstel blijkt de warmtenetten in ons land allemaal in eigendom van gemeenten en provincies te brengen.
Investeringen stopgezet
Private energiebedrijven vinden het een onzalig plan en lieten dat merken met repercussies. Zo zette Vattenfall zijn investeringen in nieuwe en bestaande warmtenetten direct stop. Eneco deed meteen hetzelfde: het bedrijf zegt geen toekomst te zien in een warmtemarkt waar private bedrijven alleen nog mogen figureren als minderheidsaandeelhouder.
Maar zo heet wordt de soep niet meteen opgediend. Het wetsvoorstel spreekt van een ‘ingroeiperiode’ van zeven jaar. In deze periode mogen gemeenten nog infrastructuur door private warmtebedrijven aan laten leggen, maar slechts als ze geen publieke partij vinden.
Bijna alle grootschalige stadsverwarmingsnetten in ons land draaien op aardgas en zijn in handen van grote bedrijven als Vattenfall, Eneco en EnNatuurlijk. Naar schatting halen circa een half miljoen huishoudens hun warmte in huis via een warmtenet, zogeheten stadsverwarming. Jetten wil dit verdubbelen, naar een miljoen afnemers in 2030. Daarna volgt het doel van 2,5 miljoen nieuwe aansluitingen voor 2050.
Als vervangers van aardgas komen restwarmte uit de industrie en oppervlaktewater en geothermie in beeld. Warmte uit de diepe ondergrond is nog omgeven door onduidelijkheid. Ook aquathermie kent forse belemmeringen.
Geen verrassing
Jettens besluit om warmtenetten in overwegend publieke handen te brengen, is ondanks de irritaties in het bedrijfsleven niet een enorme verrassing voor wie de bewegingen van de minister in dit dossier volgde. Afgelopen juli meldde hij in een voortgangsbrief op een grotere publieke deelname aan collectieve warmtesystemen te broeden.
Dat deze draai Jetten naar gemeenten zou leiden, was onvermijdelijk. De minister heeft de gemeenten nodig om van zijn Warmtewet een succes te maken.
Ontkoppeling gasprijs
In de nieuwe wetgeving stuurt Jetten aan op ontkoppeling van de energieprijs voor warmtenetten en de gasprijs. Grote gemeenten dringen daar al langer op aan, vanwege zorgen over onnodig hoge rekeningen.
In menig gemeente lopen initiatieven om eigen warmtenetten in te richten. Zaanstad geldt als een van de voorbeelden in het land met een open en duurzaam warmtenet met 2200 aansluitingen (woningen, scholen en zorginstellingen). Het tarief voor afnemers is niet gekoppeld aan de gasprijs, maar aan de consumentenprijsindexering.
Voor gemeenten is cruciaal dat ze een regierol krijgen om wijken van het aardgas te kunnen halen. Stadsverwarming speelt daar een hoofdrol bij. Gemeentekoepel de VNG ziet het als essentieel dat gemeenten in staat worden gesteld de warmteketen anders in te richten.
Deze eis was een belangrijke reden waarom het alweer twee en een half jaar terug gelanceerde wetsvoorstel van toenmalig minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) het niet heeft gehaald.
In dat wetsvoorstel wilde het kabinet vasthouden aan het bestaande marktmodel en niet tornen aan lokale marktmonopolies. De keuze voor integrale warmtebedrijven, die het distributienet in eigendom hebben en de hele productie en levering jarenlang kunnen regelen, was de VNG echter een doorn in het oog.
De investeringsopgave voor het grotendeels publiek maken van de warmte-infrastructuur is niet mals, blijkt uit een rapport dat Jetten ook pas naar de Kamer stuurde. Het prijskaartje voor een half miljoen nieuwe warmteaansluitingen in 2030 schommelt tussen de 4,8 en 6,9 miljard euro.
Het Rijk zal zeker een bijdrage leveren, aldus Jetten, maar hoeveel precies kan hij nog niet zeggen. Voor de financiering heeft de minister zijn hoop gevestigd op het eigen staatsfonds Invest-NL en de pensoenfondsen.
Energietransitie
Gelijktijdig barstte een discussie los of overdracht van warmtenetten naar gemeenten wel goed is voor de energietransitie. Zo zouden de meeste gemeenten de benodigde uitvoeringskracht en financiële middelen ontberen om warmtenetten te ontwikkelen en langjarig te beheren en onderhouden.
Zo is er het debacle van Warmtebedrijf Rotterdam, dat sinds de oprichting in 2006 verlieslijdend was en de gemeente meer dan 100 miljoen euro zou hebben gekost. De molensteen om de nek waren de langlopende verplichtingen voor de inkoop van restwarmte van afvalverbrander AVR en de levering ervan aan Vattenfall. Om het bedrijf te behoeden voor een faillissement, besloot Rotterdam het in juni in de etalage te zetten. In oktober kwam Vattenfall vervolgens als nieuwe eigenaar uit de bus.
Die aankoop suggereert dat de kapitaalkracht van private ondernemingen de komende jaren een factor van betekenis zal blijven op de markt. De minister is overigens in meer opzichten afhankelijk van deze bedrijven, vanwege hun aandeel in de energietransitie.
Jetten verzacht daarom de publieke ingreep op de warmtemarkt met maatregelen die de diepe zakken nog decennia aan boord kunnen houden. De bedrijven mogen eerst nog zeven jaar blijven investeren in warmtenetten, en vervolgens is er twintig tot dertig jaar de tijd om deze investeringen terug te verdienen. Daarna zijn ze pas verplicht meerderheidsbelangen daadwerkelijk te verkopen aan een publieke partij. Jetten praat nog met de sector over eventuele compensatie.
De minister erkent dat het verduurzamen van wijken mogelijk vertraging oploopt door zijn wetvoorstel. De bewindsman hoopt de vaart erin te houden doordat gemeenten kennis opbouwen én de benodigde financiering voor zullen vinden voor de publieke warmtevoorziening.
Geef een reactie