Extreme regenbuien en wateroverlast legden afgelopen zomer de vinger weer op de zere plek. Gemeenten moeten in actie komen en hun gebied ‘rainproof’ maken. Maar aan klimaatadaptatie kleven hoge kosten, die in de uitvoering vaak nog extra tegenvallen.
Nederland zwelgt in waterleed. Niet alleen tijdens de traditioneel natte herfst. De reeks van acht smoorhete dagen eindigde in augustus met straffe wolkbreuken. Het NOS Journaal bracht het waterballet volop in beeld.
In Kerkrade en Breda probeerden bewoners een borstcrawl uit, in hun straat, die meer weg had van een kanobaan. In een van de woningen dreef een koelkast door de kelder. Zelfs de pompen van de brandweer moesten eraan te pas komen. ‘Zoiets heb ik nog niet meegemaakt,’ bracht een van de brandweermannen uit.
Trend: zwaardere regenval
Bij waterkennisinstituut Deltares weet Frans van de Ven dat de regenval in Nederland steeds zwaarder wordt. ‘Volgens de laatste neerslagcijfers viel er op sommige plaatsen in Noord-Holland zo’n 75 tot 80 millimeter op een dag,’ zegt de teamleider stedelijk waterbeheer.
Van de Ven constateert dat steeds meer gemeenten in actie komen. De wetenschapper stond aan de wieg van de vorig jaar verschenen ‘Toolbox Klimaatbestendige Stad’ van het Nationaal Kennisprogramma Water en Klimaat, met een veertigtal maatregelen.
Dit pakket vindt z’n weg. ‘Ook gemeenten gaan over tot implementatie, maar het peloton is langgerekt. In de staart heerst een afwachtende houding. Je praat ook over een transformatieproces dat niet op een achternamiddag is gedaan.’ De Nederlandse steden zullen pas op de lange termijn, rond 2050, echt klimaatbestendig zijn, voorspelt Van de Ven.
Extreme buiten verwerken
Een stad met een scherpe focus op extreme neerslag en wateroverlast is Rotterdam. Zo’n 85 procent van de stad ligt onder het niveau van de Maas. Ruim 1100 gemalen zijn nodig om dat deel van de stad droog te houden. Uit de vele analyses, modelleringen en klimaatstresstests blijkt dat er nog veel moet gebeuren.
‘Als we kijken naar het aantal wateroverlastmeldingen is onze stad nog onvoldoende in staat extreme buien te verwerken,’ zegt programmamanager Johan Verlinde van het Rotterdams WeerWoord, het actieprogramma-in-wording van gemeente en regionale waterbedrijven
‘Met een stresstest voor neerslag hebben we op zo’n 15 duizend percelen geïdentificeerd, waar de vloer bij een heftige bui nat wordt. Tot 2022 willen we de 2500 meest kwetsbare panden aanpakken.’
Rotterdamse waterpleinen
Een van de pijlers voor het Rotterdamse beleid is de komst van meer opslagcapaciteit. Sinds 2013 zijn negen Waterpleinen aangelegd. Deze speelpleinen bieden onder de grond volop ruimte voor waterberging. Het grootste Waterplein, ónder het Benthemplein bij het Zadkine-college kan 1700 kuub water verstouwen.
Het Sparta-stadion beet het spits af met de urban waterbuffer. Al het regenwater dat op en rond het stadion valt, wordt in infiltratiebuffers onder het plaatselijke Cruyff-trapveldje opgevangen, gezuiverd en voor irrigatie van het voetbalgras ingezet. Door het hergebruik bespaart de voetbalclub jaarlijks 15 duizend liter drinkwater.
Een tweede stedelijke waterbuffer is gerealiseerd te midden van een groen dak op het voormalige gemeentearchief. ‘Regenwater is niet iets wat per se snel weg moet. Wel merken we dat de nog altijd lage prijs van drinkwater grootschalig hergebruik tegenwerkt,’ zegt Verlinde.
Inwoners verleiden
Maar met maatregelen in de openbare ruimte alleen is de Maasstad er nog niet. De neerslag valt voor bijna twee derde op particulier terrein. Met subsidies wil de gemeente inwoners verleiden hun daken te vergroenen en stoeptegels in te ruilen voor groen. Ook spart de gemeente intensief met de woningcorporaties met hun bestand van zo’n 140 duizend woningen.
‘De samenwerking gaat niet over geld, maar over weten wat er speelt en afstemmen over wat te doen. We zien dat daar nog een grote kennisbehoefte is,’ zegt Verlinde.
Hoge kosten én risico’s
De hamvraag blijft hoe je als gemeente de klimaatadaptatie financiert. Het gaat al snel om investeringen van tientallen miljoenen euro’s. Het risico van meerkosten is ook nog eens groot, stellen klimaatadaptatie-experts van Nlingenieurs. De ervaring in verschillende gemeenten leert volgens de brancheorganisatie van adviesbureaus, dat de meerkosten van klimaatadaptieve projecten kunnen oplopen tot 30 procent.
De reden is grotendeels dat gemeenten kiezen voor relatief dure oplossingen, zoals ondergrondse waterbuffers. Extra kosten zijn onvermijdelijk, aldus NLingenieurs, ook als de meekoppelkansen met onder meer rioolonderhoud of ontwikkelingsprojecten meegerekend worden. De baten zijn intussen niet keihard vooruit te rekenen, aldus Nlingenieurs, dat helpt gemeenten evenmin over de streep.
De twee waterbuffers in Rotterdam zijn gefinancierd met Europees subsidiegeld. Komend najaar buigt de raad zich over de uitvoeringsagenda van het Rotterdams Weerwoord en wordt het jaarlijkse budget vastgesteld. ‘Het hangt er vanaf hoe onze gemeente uit de coronacrisis komt,’ zegt Verlinde.
Voorlopig draait het programma op de 2,45 miljoen euro, die in het Coalitieakkoord is gereserveerd. Om het collegetarget voor 2022 te halen, mikt het stadsbestuur op een reservering van jaarlijks 12,5 miljoen euro. Voorlopig liften klimaatbestendige ingrepen mee met het budget voor rioolvernieuwing.
Volgens Van de Ven hoeft van meerkosten bij klimaatadaptatie geen sprake te zijn, als gemeenten het tempo van het groot onderhoud van de stad slim weten te benutten. ‘Meekoppelen en synergie zijn essentieel.’ In de volgende versie van de toolbox voor de klimaatbestendige stad gaat Deltares de baten van klimaatadaptatie in beeld brengen.
Belangen koppelen aan baten
Een recente studie van architectenbranchevereniging BNA en de TU Delft naar sociale nieuwbouw, leert dat er naast gemeenten nog meer partijen zijn die financieel kunnen bijdragen aan klimaatadaptatie. Denk aan woningbouwcorporaties, waterschappen, groenbedrijven en verzekeraars. Elke partij heeft echter eigen verantwoordelijkheden en budgetten.
Het koppelen van belangen, baten en budgetten is niettemin een onvermijdelijke stap, zegt projectleider Jutta Hinterleitner van de BNA. ‘Onduidelijk is hoe je de financiering precies moet vormgeven. Duidelijk is wel dat je daar met alle betrokken met open vizier over moet praten. Huurders mogen zeker niet het kind van de rekening worden.’
Het is zaak, leert de studie, tijdig op de financiële aspecten voor te sorteren. Tijdens het project kwam de casus aan bod van een stadsplein met slecht bezochte winkels. De verwachting was dat het aanleggen van waterpartijen het winkelgebied aantrekkelijker zou maken. Dat was voor de winkeliers een reden om mee te betalen aan de herinrichting van het plein.
Wat wel en niet werkt
‘Zo stimuleer je wateropvang met het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving en het stimuleren van de lokale economie,’ zegt Hinterleitner. ‘Er zijn volop kansen. Wel is het nodig los te komen van bestaande kaders. We moeten meer met nieuwe financieringsmodellen gaan experimenteren. Zo kom je erachter wat wel en niet werkt.’
Geef een reactie