Het uitstel van de Omgevingswet is aanleiding om nog eens te kijken naar de normen voor verkeerslawaai. Achter die versoepelingen doemt een debacle op dat vergelijkbaar is met het stikstofdossier, waarschuwt Erik Roelofsen van de Nederlandse Stichting Geluidshinder.
De regels treden voorlopig niet in werking, maar sinds de Aanvullingswet geluid door de Eerste Kamer is aangenomen, liggen de geluidsgrenzen onder de Omgevingswet vast. De soepelere normen kunnen de leefbaarheid op zogenoemde inbreidingslocaties onder druk zetten. Gemeenten moeten dat scherp in de gaten houden, adviseert directeur Roelofsen van de belangenbehartiger.
Erg complex
De Nederlandse geluidswetgeving, vanaf 1979 verankerd in de Wet geluidhinder, geldt als wetenschappelijk uitstekend gefundeerd maar tegelijkertijd erg complex. Er is een overdaad aan besluiten en beschikkingen en begrippen als ‘grenswaarden’, ‘maximale grenswaarden’, ‘heersende waarden’ en ‘vastgestelde waarden’ (alle in decibel). Alleen zij die van een stevige opleiding genoten, konden met de geluidsregels uit de voeten, tot grote vreugde van menig adviesbureau.
De Aanvullingswet en het Aanvullingsbesluit Geluid snoeien flink in dit normenstelsel. Onder de streep moet dit een gelijkwaardig beschermingsniveau opleveren. Maar eenvoudiger en ook beter wordt het er niet op, stelt Roelofsen, ook niet voor gemeenten. ‘Grenswaarden die al zo’n veertig jaar in gebruik zijn, krijgen nieuwe namen, en dat zal wennen zijn. Al komen er minder geluidsnormen, de normen worden vooral aanzienlijk verruimd, wat een verslechtering inhoudt.’
Bijna onleefbare woonsituatie
Voorbeeld: de aanpassing van wegen bij binnenstedelijke herontwikkeling, een actueel onderwerp voor lokale overheden. Voor woningen aan deze wegen gaat binnenshuis een nieuwe geluidsnorm tot 41 dB gelden. ‘Dat niveau levert een bijna onleefbare woonsituatie op. Onbegrijpelijk dat dit is geaccordeerd. De advieswaarden van de WHO zitten een factor tien lager. De Wet geluidhinder is ooit opgesteld als een gezondheidswet. Gezondheid geldt ook als een van de hoofdprincipes in de Omgevingswet. Daar komt zo weinig van terecht,’ zegt Roelofsen.
Nu de lokale afwegingsruimte met de Omgevingswet toeneemt, kunnen gemeenten hier volgens Roelofsen zelf de regie in nemen, ‘maar dat is lastig. Gemeenten zullen in een spagaat terechtkomen, want ze hebben een aanzienlijke bouwopgave die met name in de bebouwde kom ligt. Maar de locaties die nog over zijn om in te breiden, liggen vaak bij invalswegen of langs het spoor, met een hoge geluidsbelasting.
‘Dat wordt nog een hele uitdaging. In gemeenten die onvoldoende aandacht voor gezondheid en geluidhinder hebben, kunnen ontwikkelaars hun gang gaan en deze plekken volbouwen door de maximale grenswaarde op te zoeken. Gemeenten moeten daar dus alert op zijn, anders wordt er gebouwd met een slechte woon- en leefkwaliteit.’
Decentraal maatwerk
De bezwaren van de VNG tegen het Aanvullingsbesluit Geluid vindt Roelofsen niet hoopgevend. De gemeentekoepel klaagde juist dat de wetgeving een groot aantal instructieregels bevatte, die de ruimte voor lokaal maatwerk zou verkleinen. De kritiek spitst zich erop toe dat de geluidsregelgeving voor de realisatie van de woningbouwopgave belemmerend werkt.
‘De gezondheidseisen in de wet zijn toch al minimaal,’ brengt de geluidsbestrijder daar tegenin. ‘Als een gemeente wil afwijken van de normen, zou er altijd een verplichting moeten zijn van een geluidluwe gevel aan een woning die de geluidsbelasting onder de maximale grenswaarde houdt. Deze verplichting is helaas niet in de wet gekomen. Ook compenserende maatregelen, zoals een geluidluw park of zogenoemde stille plekken in de directe omgeving, had de wetgever van ons dwingender voor mogen schrijven. Dat beleid zal nu per gemeente verschillend zijn.’
Dubbel zoveel herrie
Bij het wegverkeerslawaai met zijn huidige uitbundige regelgeving vol ontheffingsmogelijkheden met zo’n zestig verschillende geluidsnormen, vindt de meest ingrijpende vereenvoudigingsslag plaats. Saillant is dat de ‘tijdelijke aftrekregeling’ wordt verdisconteerd in de geluidsnormering. De oude voorkeurswaarde van 48 decibel wordt tot een vijftal decibellen verhoogd. ‘Door deze normverruiming mag het verkeer in de bebouwde kom bijna verdubbelen. Dat is een enorme achteruitgang voor de leefsituatie.’
Met de ingreep kan de rijksoverheid zich bovendien in de vingers snijden, waarschuwt Roelofsen, want ‘de verruimde geluidsnormering is vergelijkbaar met de oude stikstofnormering volgens het PAS. Er werd van uitgegaan dat de geluidsgroei op termijn werd gecompenseerd en neutraal zou uitpakken. De praktijk leert dat het wegverkeer er niet stiller op is geworden.’
Aanvullingsbesluit
Het venijn zit mogelijk in de staart. Als de Raad van State een streep haalt door de verdiscontering van de tijdelijke aftrekregeling in de geluidsnormen, ligt een tweede PAS-debacle in het verschiet, aldus Roelofsen.
Nederland kampt nog altijd met de gevolgen van het afschieten vorig jaar mei door de Raad van State van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Verlaging van de maximumsnelheid en sanering van veehouderijen moeten de duizenden bouwprojecten rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden vlot trekken, van uitbreidingen van veestallen tot nieuwe woningen en stukken snelweg. ‘Een zelfde risico speelt hier. De parallel is duidelijk.’
Swung-2
Een belangrijk ingrediënt in de nieuwe geluidsregels onder de Omgevingswet is het specifiek voor gemeenten in 2016 opgestelde ‘Swung-2’ (kort voor Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid), dat volledig in de wet is opgenomen. Swung-2 moet een beter wapen zijn tegen ongebreidelde groei van verkeerslawaai in de stad. De komst van een nieuwe wijk bezorgt bewoners in omliggende bestaande wijken soms extra geluidshinder door het verkeer van en naar nieuwe woningen.
Volgens Swung-2 moet een gemeente een groter gebied in beschouwing nemen bij de planvorming en buiten nieuwbouwlocaties de geluidseffecten van verkeer en andere bronnen monitoren. Elke gemeente is verplicht elke vijf jaar de cumulatieve geluidsoverlast van alle aanwezige geluidsbronnen in een gebied in een geluidskaart vast te leggen. Op plekken waar de geluidshinder met 1,5 dB of meer is toegenomen, zijn maatregelen nodig om het teveel aan geluidshinder terug te snoeien. Dat laatste is echter nog te vrijblijvend, vindt de NSG-directeur. ‘Er staat geen sanctie op als de gemeente besluit niets aan gesignaleerde knelpunten te doen.’
Geen geld?
Een veelgehoord excuus van gemeenten om maatregelen te ontlopen, is dat het geld hiervoor ontbreekt. Aan stil asfalt hangt bijvoorbeeld een hoger prijskaartje aan, omdat dit type vaker dan normaal asfalt moet worden vervangen. Een vreemd argument, meent Roelofsen, ‘want je kunt dat geld beslist organiseren. Je zou een fonds kunnen oprichten waarin je per woning die je als gemeente bouwt, of per kantoor, een bedrag doneert. Uit dit fonds kun je eens in de zoveel jaar maatregelen financieren.’
Geef een reactie