De Omgevingswet is voor gemeenten het best werkbaar via de onderwerpen die in de eigen praktijk spelen. ‘Op de werkvloer is geen tijd voor wetenschappelijke verhandelingen, maar vooral behoefte aan praktische informatie,’ stelt voorzitter Marco Lurks van de redactieraad van de kennisbank VIND Omgevingszaken.
Met de Omgevingswet is een nieuw firmament aan regelgeving op komst. Tientallen wetten en honderden ministeriële regelingen en besluiten gaan op in één wet, vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) en één regeling. Dit geheel overziet de hele fysieke leefomgeving. Het kwartet van AMvB’s beslaat zo’n drieduizend pagina’s: regels, kaders en normen waarmee gemeenten de wet kunnen invullen.
Nieuwe instrumenten
Zo beschrijft het Omgevingsbesluit de spelregels voor bevoegde gezagen voor vergunningverlening en handhaving. Daarnaast reikt de wet een aantal nieuwe beleidsinstrumenten aan, zoals het programma en het projectbesluit. Het onbetwist belangrijkste juridische instrument voor gemeenten is het omgevingsplan. ‘Bij de Omgevingswet komt veel meer kijken voor gemeenten,’ zegt Marco Lurks. ‘Niet alleen omdat de wet tientallen sectorale wetten integreert. De grootste uitdaging voor gemeenten is de verschillende thema’s in het omgevingsdomein bij elkaar te brengen, van ruimte, wonen en infrastructuur tot milieu, natuur en water.’
Lurks is voorzitter van de redactieraad van de kennisbank VIND Omgevingszaken. Als coördinator omgevingsrecht bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is hij al sinds 2008 betrokken bij de ontwikkeling van de kennisbank, die vanuit de focus op ruimtelijke ordening en aanverwante velden recent is verbreed tot het hele omgevingsrecht.
‘Gemeenten moeten straks alle thema’s combineren om daar een integraal omgevingsbeleid uit te destilleren. Er liggen grote opgaven te wachten, zoals de energietransitie en klimaatadaptatie. In hun ruimtelijke ontwikkelingsprojecten moeten gemeenten op deze opgaven inspelen. Zaak is alle thema’s goed op een rij te hebben om beleidskeuzes te maken,’ schetst Lurks.
Omgevingswet in heldere taal
De praktijk volgt natuurlijk niet sec de wetgeving maar benadert deze via de onderwerpen die daadwerkelijk spelen. In de aansluiting op deze praktijk biedt de kennisbank meerwaarde, stelt Lurks. ‘Informatie staat in heldere taal opgeschreven en wordt niet als puur wetenschappelijke uitleg bij parlementaire teksten opgedist. Veel bestaande vindplaatsen op internet bieden teksten die wetenschappelijk verantwoord zijn. Maar ze zijn moeilijk leesbaar en sluiten onvoldoende op de praktijkbehoeften van gemeenten aan.’
‘Op de werkvloer is geen tijd voor wetenschappelijke verhandelingen. Daar wil je praktische en bruikbare informatie. De kennisbank is door praktijkmensen gevuld en die voelen aan waar de behoefte op de werkvloer zit.’
Vier stappen
Vanwege de omvang van de wetgevingsoperatie achter de nieuwe leefomgevingsregels zijn in de kennisbank bij elk thema vier stappen met verschillende tijdvakken ingebouwd: de situatie onder het huidige recht tot de inwerkingtreding van de wet (nu voorzien per 1 januari 2022), de situatie direct na de inwerkingtreding met het overgangsrecht, de overgangsfase die loopt tot 31 december 2029 (de deadline waarop het tijdelijke omgevingsplan in een definitieve versie moet zijn omgezet) en de uiteindelijke fase daarna wanneer het nieuwe stelsel een feit is.
Regelgeving stabiel
Lurks: ‘In de Omgevingswet lopen zoveel zaken door elkaar heen. We zijn erin geslaagd die complexiteit van de Omgevingswet toch heel overzichtelijk te presenteren.’ Bijkomend voordeel is dat de regelgeving van de Omgevingswet nu stabiel te noemen is, zegt de deskundige.
De losse eindjes zijn onlangs door de Eerste Kamer aangenomen: de stikstofwet, het aanvullingsspoor bodem en het wijzigingsspoor voor de energietransitie, waar de Omgevingswet de handvatten voor biedt. ‘Voor het grootste deel zijn we er nu wel. Dit zijn de laatste loodjes voor het wetgevingsspoor.’
Geef een reactie