Een nieuw kabinet moet vol doorzetten met de nieuwe omgevingsrecht. Dat vindt minster Schulz van Haegen. één samenhangende Omgevingswet die gebiedsontwikkeling stimuleert in plaats van remt”.”
“Een megaoperatie, vergelijkbaar met de herziening van het Burgerlijk Wetboek. En daar is 40 jaar over gedaan”, aldus praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw tijdens het congres Omgevingswet over de aanpassing van de Omgeveingswet.
Ook demissionair minister Melanie Schultz van Haegen was aanwezig. Voor haar toespraak tot het congres trok Schultz van Haegen een steekkarretje met 17 dikke wetboeken mee het podium op. Het illustreerde haar vaststelling dat het huidige omgevingsrecht “te vaak als ballast ervaren” wordt. Zij sprak over de ambitie te komen tot “één samenhangende Omgevingswet die gebiedsontwikkeling stimuleert in plaats van remt”. En: “Een wet die zo simpel mogelijk is: voor iedereen te begrijpen en niet alleen voor juridische bollebozen.”
De nieuwe Omgevingswet moet heel veel bestaande wetgeving op het vlak van ruimtelijke ordening/gebiedsontwikkeling bij elkaar voegen, overbodigheden schrappen en nieuwe onderdelen toevoegen. Onder andere de Waterwet, de Ontgrondingswet, de Tracéwet en de Crisis- en herstelwet moeten in de nieuwe Omgevingswet opgaan.
De minister keek over de verkiezingen heen: “Ik vind dat deze ingezette beweging in volle vaart door moet gaan. Nederland heeft baat bij een andere aansturing van de ruimtelijke ordening. Ik heb mijn best gedaan om de Omgevingswet niet te politiseren. Ongeacht politieke kleur moet het volgende kabinet hier mee verder gaan.”
Ondanks de enorme complexiteit van de Omgevingswet verwacht Schultz van Haegen dat deze in 2018 in werking kan treden. Maar bij voorkeur eerder. In de loop van dit jaar wordt de wet verder uitgewerkt en worden instanties geraadpleegd. Via ‘botsproeven’ worden de nieuwe wetsregels uitgetest op bestaande projecten. De verwachting is dat het wetsvoorstel in het voorjaar van 2013 naar de Raad van State kan.
De Zeeuw roept op niet te wachten op de grote knal van een complete nieuwe wet, maar intussen knelpunten in de huidige wetgeving aan te pakken. Hij denkt hierbij aan stedelijke herverkaveling (bij lastige binnenstedelijke eigendomsverhoudingen), afschaffing van de onderzoeksplicht bij verruiming van de geluidsnorm (wonen nabij industrie of infrastructuur) en het facultatief maken van het grondexploitatieplan. De hoogleraar bracht naar voren dat hij de ambities en het politieke engagement voor de nieuwe wet positief vindt. Hij plaatst vraagtekens bij het verdwijnen van het bestemmingsplan, de besluitvorming van concrete investeringsprojecten en of gemeente- en provinciale besturen meer vrije afwegingsruimte krijgen.
Geef een reactie