De enorme druk op de implementatie van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), met name de vertraagde oplevering van een van de technische standaarden, speelde een hoofdrol in het jaar uitstel van de Omgevingswet. En de tijdsdruk blijft een factor van betekenis, waarbij het niet alleen om software draait.
Een van de voorwaarden voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet was dat het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) minimaal op basisniveau zou functioneren. In het kort: alle gemeenten hebben hun vergunningensystemen en plansoftware aangesloten op de landelijke voorziening (DSO-LV). Ze kunnen dan digitaal plannen en besluiten bekendmaken, evenals aanvragen en meldingen ontvangen en verwerken.
Blauwdruk
De dienstverlening is daarop ingericht met interactieve vragenbomen, aldus de blauwdruk. Bij 160 veelgebruikte typen aanvragen kunnen initiatiefnemers een digitaal formulier doorlopen met de voor hun activiteit relevante vragen en indieningsvereisten. Uiterlijk juli dit jaar gold als cruciaal beslismoment of de Omgevingswet-ICT voldoende gevorderd zou zijn om per begin 2021 klaar te zijn voor gebruik.
Eind februari concludeerde het interbestuurlijke acceptatieteam van de vier overheidslagen (IBAT) al dat het DSO niet op tijd zou voldoen aan de eisen. Voor tijdelijk minister voor Wonen Stientje van Veldhoven een belangrijke reden de inwerkingtreding op te schorten. Medio mei kondigde de weer herstelde minister Ollongren de nieuwe datum van 1 januari 2022 aan.
Over het algemeen opluchting
Op het uitstel werd wisselend gereageerd, zegt zelfstandig ICT-expert Roland van de Boel, die een aantal gemeenten, omgevingsdiensten en waterschappen ondersteunt bij het koppelen van systemen op het DSO-LV. ‘Gemeenten die hard aan het werk zijn geweest om tijdig klaar te zijn, vinden het jammer. De algemene lijn is echter dat er opluchting is. Er is nu meer tijd voor een goede voorbereiding.’
Er zijn niet alleen technische hobbels, aldus Van de Boel. Het DSO bestaat niet alleen uit software maar ook uit inhoud, die door het bevoegde gezag moet worden aangereikt. Voor de vragenbomen moeten gemeenten hun regelgeving omzetten in logische en heldere taal, zodat aanvragers begrijpen wat er nodig is en ze het juiste formulier met passende vragen voorgeschoteld krijgen, toegesneden op hun locatie en activiteit.
‘Pas als de technische aansluiting is gerealiseerd, is er inzicht in wat het betekent om de huidige plannen in juridische regels met werkingsgebieden om te zetten. Dus het is niet alleen een technisch hoogstandje om die informatie met aangepaste software in het DSO te krijgen. De manier waarop regels worden gevormd is eveneens van belang.’
Probleem van onjuiste informatie
Ook de procesinrichting bij gemeenten vraagt nog de nodige aandacht, weet Van de Boel. Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met aanvragen gebaseerd op onjuiste informatie? ‘Ook hiervoor is de nodige tijd gewenst om te oefenen. Daar was oorspronkelijk een jaar voor uitgetrokken in de planning. Met het uitstel wordt dat weer mogelijk. Vanuit dat perspectief ontstaat er weinig nieuwe ruimte.
‘Inmiddels is de tijdsdruk weer even hoog. Als een gemeente nog in het begin staat van technische aansluiting of bijvoorbeeld de verwerving van software nog moet afronden, is feitelijk sprake van geen enkele extra ruimte.’
Ook geldt nog steeds voor zowel de DSO-beheerorganisatie als de gemeenten en leveranciers dat er ‘filevorming’ kan gaan ontstaan bij het aansluiten op het DSO-LV. ‘Als iedereen wacht tot het laatste moment, komt de ondersteuningscapaciteit mogelijk in het gedrang.’
Niet achterover leunen
Het extra jaar geeft zeker geen tijd om nieuwe onderwerpen aan te pakken. Ook ontspannen achterover leunen is er niet bij, zegt programmamanager Omgevingswet Annemieke van Brunschot van de VNG. ‘Gemeenten hebben deze extra periode hard nodig om het oorspronkelijke doel te bereiken, namelijk een werkend stelsel, waar ook lokale systemen op zijn aangesloten.’
Volgens de Aansluitmonitor die het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet (ADS) maandelijks publiceert, hebben op dit moment 54 gemeenten een koppeling met het DSO-LV voor het ontvangen van vergunningaanvragen en meldingen.
‘Aansluiten betekent niet even een stekker in het stopcontact steken, maar de eigen omgevingsdocumenten ontsluiten via de landelijke voorziening, dus eigen systemen koppelen, data invoeren en vervolgens veel oefenen. Sommige gemeenten moeten dus nog veel werk verzetten,’ zegt Van Brunschot. Een succesvol DSO, benadrukt ze, hangt nauw samen met het landelijk wetgevingsproces. Dus het volledige stelsel moet af zijn, niet alleen de digitale component.
‘De regelgeving kan pas in het DSO worden opgenomen, als ze stabiel is. Maar aan sec een berg regelgeving heb je niets. Regels moeten nog toepasbaar worden gemaakt. Die exercitie moet ook worden doorlopen.’ Van Brunschot verwacht dat de meeste gemeenten halverwege 2021 zijn aangesloten. ‘Dan is er nog een half jaar de tijd om met een werkend stelsel te oefenen.’
Ruimte voor goede aanbesteding
In Haarlem juicht projectleider Digitalisering Omgevingswet Chris van Rossum de extra tijd toe voor het doen van aanbestedingen. De Noord-Hollandse gemeente was al begonnen met het aanbesteden van de software voor het maken van wijzigingen van het omgevingsplan en een applicatie voor het toepasbaar maken van regels. Tijdnood lag op de loer. ‘We hebben nu de ruimte om een goede aanbesteding te doen. Bijkomend voordeel is dat in beide trajecten meer leveranciers werkende software kunnen tonen. Zo kunnen we een betere en passende keuze maken.’
Van Rossum vervolgt: ‘We zijn sowieso blij met het uitstel. Het geeft ons de tijd om te oefenen, met het totale DSO en de gehele keten, en eventuele knelpunten bij onze online dienstverlening op te lossen. Het punt is vooral dat we voldoende tijd moeten reserveren om ambtenaren te laten oefenen met de nieuwe applicaties. Daar kunnen we pas mee beginnen, als de aanbestedingen zijn afgerond.’
Haarlem is ambitieus en heeft ook plannen om dit jaar een liefst digitale omgevingsvisie op te stellen, eigenlijk een verplichting waar gemeenten pas in 2024 aan hoeven te voldoen. ‘Bij eerdere besluiten tot uitstel van de wet hoorden we van medewerkers dat het allemaal wel een tandje minder kon. Nu zijn juist veel collega’s zich bewust van het feit dat we niet moeten verslappen. Niet alleen om te testen, maar ook omdat bijvoorbeeld integraal werken, zoals de Omgevingswet beoogt, gewenst is.’
Pijnpunt: technische standaard
Doorslaggevend voor het uitstel is de vertraagde oplevering van de zogeheten STOP-TPOD-standaard. Deze technische uitwisselingsstandaard is nodig voor het publiceren en wijzigen van omgevingsplannen via de landelijke voorziening voor bekend maken en beschikbaar stellen (LV-BB). In maart oordeelde de Gateway Review van het DSO dat de STOP-standaard een ‘enorme innovatieve opgave’ met zich meebrengt en de implementatie van het DSO flink onder druk zet.
Medio mei bevestigde minister Ollongren richting de Tweede Kamer dat de belabberde oplevering van de STOP-standaard het grootste pijnpunt voor de invoering van het DSO is. Uit een quickscan binnen het ministerie zouden grote problemen naar voren zijn gekomen. Volgens dit onderzoek werd er tussen de betrokken onderdelen van BZK slecht gecommuniceerd.
De makers van de quickscan kwamen tot de inschatting, dat op deze manier de inwerkingtreding van de Omgevingswet pas vanaf 2023 mogelijk zou zijn. Ollongren is overigens niet bereid de inhoud van de quickscan openbaar te maken.
‘Op papier’ stabiel
Volgens Van Brunschot is de definitieve versie van de STOP-standaard nog voor de zomer gereed. Leveranciers kunnen dan hun software aanpassen voor aansluiting op het DSO-LV. ‘Op papier is de standaard nu stabiel, maar het is wel nodig de koppeling met het LV-BB in de praktijk te beproeven. Een van de onderdelen is de functionaliteit om documenten te muteren. Aanbieden en ontsluiten van omgevingsplannen is niet voldoende, je wilt ze ook kunnen updaten.’
Over de huidige 1.0-versie van de STOP-standaard is inderdaad discussie tussen DSO-beheerorganisatie en leveranciers, weet Van Rossum in Haarlem. ‘Dat betekent dat deze nog niet stabiel genoeg is. De verdere ontwikkeling van de standaard is gelukkig in volle gang, dus ik hoop dat leveranciers snel werkende applicaties op de markt kunnen brengen.’ Door het uitstel is een meer beheersbare overgang mogelijk, beaamt Van de Boel.
‘Leveranciers hebben de tijd nodig om voorbereid te zijn op de overgang. De eerste ervaringen van gemeenten die samen met leveranciers aansluittrajecten hebben gedaan, wezen uit dat leveranciers behoefte hebben aan betere documentatie, met name rondom de STOP-standaard. Dat kan nu verwezenlijkt worden.’
Geef een reactie