Onder gemeenten, softwareleveranciers en Eerste Kamerleden bestaan grote zorgen over de haalbaarheid van de Omgevingswet, die in 2021 zou moeten ingaan. Mogelijk besluit het kabinet nog deze week tot uitstel, melden betrokkenen tegen NRC.
De Omgevingswet moet vanaf 2021 alle wetgeving rond ruimtelijke ordening en de leefomgeving vervangen, decentraliseren en digitaliseren. Maar de bestuurders en leveranciers die voor de uitvoering verantwoordelijk zijn, hebben grote twijfels of ze die klus wel aankunnen. Gemeente.nu schreef eerder dat de wet na de recente moeizame decentralisaties komt opdoemen als een financiële mistbank voor gemeenten.
Regels vervangen vergunningen
Over een maand moeten lokale overheden massaal beginnen met het testen van de nieuwe wetgeving en de benodigde ICT. In de grootste wetgevingsoperatie sinds 1848 worden tientallen wetten en meer dan honderd ministeriële regelingen gebundeld, van geluidsnormen tot horecaregels en milieuwetgeving. Veel vergunningen worden daarbij vervangen door algemene regels. De gemeente toetst minder dan nu het geval is, in Rotterdam komen in plaats daarvan de buren aan zet.
Scepsis decentralisaties
Wat de steun onder gemeenten niet bevordert, is de heersende scepsis over de laatste decentralisaties. Zo worden grote vraagtekens gezet bij de terugtrekkende beweging van het Rijk. Ook bij de Omgevingswet zitten er haken en ogen aan de decentralisatie, blogde Frans Tonnaer op deze site. ‘Decentralisatie zou een prominente rol spelen, maar de overkoepelende wetgeving doet het tegenovergestelde. Daardoor wordt de verordenende rol van de raad aangetast.’
Die invoering van de wet liep al verschillende keren vertraging op, aanvankelijk werd zelfs gemikt op 2018 als invoeringsjaar.
Cees Broeksma says
De lagere overheid heeft de toekomst!!
Kenmerkend voor de NOVI (middel en geen doel) is dat als één overheid geopereerd moet worden en dat de lokale en regionale uitwerking in een gebiedsagenda moet uitmonden. Als waterschappen en gemeenten besluiten om (waar nuttig) samen te gaan is daarmee de regio met buitengrenzen bepaald en deelregio’s/functioneel samenhangende gebieden daar binnen. Veel verontrustender dan de vertraging bij de implementatie van de wet is het (nagenoeg volledig) ontbreken van aandacht van maatschappelijke/economische partijen.
Aan de hierboven bepleite samenwerking moeten maatschappelijke/economische (wisselend afhankelijk van de thematiek) partijen worden toegevoegd. Een triple helix, economische cooperaties, consortia van bewonersverenigingen enz. Zo’n alliantie met stakeholders biedt voortreffelijke mogelijkheden om de wezenskenmerken van de nieuwe wet te trainen in plaats van het huidige droogzwemmen. Evident is dat gedegen analyse daaraan vooraf gaat en gebiedstypen worden opgesteld. Een paar min of meer willekeurige voorbeelden waar ervaring mee opgedaan kan worden.
1. Een grote stad waar 50.000 huizen gebouwd moeten. Hoe werkt dan de omgevingswet.
2. Optimalisering van de bereikbaarheid van de luchthaven met het doortrekken van de Noord-Zuidlijn.
Hoe?
3. Absolute topper is de MAG (maatschappelijke agenda). Letterlijk StuwKR8 met een bijna ideale mix van de
samenleving. Werkwijze van harte aanbevolen.
4. Vereniging Dorpsbelangen en betrokken partijen in een kleine kern (onder bescherming) roepen de
gemeente op om een start te maken met de visie, een plan etc. Al werkende aan de gebiedsvisie, lokale
ambities beoordelen, met krimp omgaan.
Zomaar een paar voorbeelden waarvan er heel veel zijn in Nederland. Niet uniform maar zeer divers, maatwerk dus. Bij een transitieproces of implementatie van de wet hoort vertraging, tijdens het werk blijft de winkel open.
Ik acht de lagere overheden het best instaat om de omgevingswet te implementeren. Het samengaan (al dan niet tijdelijk) biedt stabiliteit en expertise. Alsook de stakeholders worden betrokken wordt het proces gecompleteerd. Tijd is betrekkelijk en een planning is er om aangepast te worden. Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd en er lopen meer wegen naar Rome…