De invoeringskosten van de Omgevingswet lopen verder op. Volgens een nog ongepubliceerd onderzoek in opdracht van minister Ollongren van Binnenlandse Zaken zijn gemeenten zo’n 1,2 tot 1,5 miljard euro kwijt. De minister zelf wil er voorlopig niet op ingaan.
Adviesbureau KPMG heeft becijferd dat de invoeringskosten van de Omgevingswet voor de betrokken overheden tot 2029 in totaal oplopen tot 1,5 tot 1,8 miljard euro. Gemeenten moeten het leeuwendeel hiervan betalen (1,2 tot 1,5 miljard). Het rapport is nog niet openbaar, maar wordt al wel in de wandelgangen genoemd. Een aantal Kamerfracties had minister Ollongren opgeroepen het rapport vrij te geven vóór een debat over de Omgevingswet afgelopen woensdag.
De vergadering was de laatste maal vóór de Kamerverkiezingen in maart dat de fracties zich over de nieuwe wet kunnen uitspreken. Een prangende vraag is of de schattingen van KPMG kloppen en gemeenten inderdaad voor flink hogere transitiekosten komen te staan, terwijl zij onvoldoende zicht hebben op de structurele kosten en baten van de wet.
Niet af
Bij de aanvang van het Kameroverleg maakte de minister duidelijk dat het te vroeg is voor ingrijpen. ‘Het rapport is niet af. Ook andere onderzoeken vanuit de koepels zijn nog niet afgerond en er moeten van de ramingen nog validaties plaatsvinden. Zo is het nodig de extra kosten eruit te filteren. Pas als alle studies zijn afgerond, ligt er een compleet beeld van de financiële effecten van de wet,’ aldus de minister, die niet wilde bevestigen dat de Omgevingswet gemeenten meer gaat kosten dan zal opleveren. ‘Ik kan geen cijfer op de baten plakken. Bovendien is niet alles in geld uit te drukken, want de wet brengt ook maatschappelijke baten met zich mee.’
Ollongren zei zich bewust te zijn van de financiële problematiek bij gemeenten, maar uitspraken over het kostenplaatje wil ze niet eerder doen dan najaar 2022. Dat is het jaar waarin de wet in werking treedt en voor het eerst wordt geëvalueerd.
Geen go-no-go
Dit tot teleurstelling van enkele Kamerfracties. Zij geven aan geen ‘go-no-go-besluit’ te kunnen nemen over de invoeringsdatum van de wet per 1 januari 2022, nu zij niet alle informatie op een rij hebben. De Kamer dringt er bij de minister op aan gemeenten volledig te compenseren voor alle kosten die zij maken voor de transitie naar de nieuwe wet.
Opnieuw onderhandelen
Gemeenten voorzagen al eerder hogere invoeringskosten tegenover lagere structurele baten van de Omgevingswet. Ook zijn ze bang dat ze structureel meer geld kwijt zijn als de wet eenmaal in werking is. De financiële slagkracht is bij gemeenten toch al gering door de grote decentralisaties in 2015 die niet met extra geld, maar met bezuinigingen gepaard gingen. Los nog van de impact van de coronacrisis.
Ook voor kleine gemeenten beslaan de jaarlijkse structurele uitgaven voor de Omgevingswet al snel enkele tonnen. Tijdens de algemene ledenvergadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) werd een motie van Noordoostpolder door een overweldigende meerderheid aangenomen. De strekking ervan is dat de invoering van de Omgevingswet voor gemeenten kostenneutraal moet uitpakken. De lokale overheden willen dat de VNG hierover opnieuw gaat onderhandelen met het Rijk.
Indien nodig bijspringen
De VNG is in gesprek met de minister en wil ondertussen ook niet ingaan op de ramingen uit het KPMG-rapport. De gemeentekoepel stelt dat er over de daadwerkelijke structurele effecten pas iets is te zeggen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In 2015 is in het Financieel Akkoord tussen de overheidslagen afgesproken dat ze zelf de kosten voor de invoering betalen, maar niet gekort worden op eventuele baten.
Minister Ollongren zei tijdens het Kamerdebat hier vooralsnog aan vast te houden. ‘Als de kosten substantieel hoger uit blijken te vallen, zullen we daar samen met de koepels een oplossing voor vinden.’ Indien nodig zal het Rijk financieel bijspringen, aldus de minister.
Geef een reactie