Het wijzigen van bestaande bestemmingsplannen wordt nodeloos ingewikkeld door de Omgevingswet. Het ideaalbeeld van een stapsgewijze invoering zit daarbij in de weg. ‘Op dit moment is nog volkomen onduidelijk hoe het toekomstige omgevingsplan er zou kunnen of moeten uitzien.’
Dit signaleert emeritus hoogleraar Frans Tonnaer in een nieuw whitepaper voor de kennisbank VIND Omgevingszaken. Met minder dan een jaar te gaan voor de invoering van de wet, moeten gemeenten volgens hem meer armslag krijgen om de overgang zelf in te vullen. De deskundige voorziet dat bestaande bestemmingsplannen praktisch op slot komen te zitten onder het overgangsrecht vanaf 2021.
Eén manier voor wijzigen bestemmingsplan
De vertrouwde gebiedsregels vormen vanaf dat moment het ’tijdelijke deel’ van het nieuwe omgevingsplan van de gemeente. Wijzigen daarvan kan maar op één manier: door nieuwe regels die geheel in lijn zijn met de nieuwe Omgevingswet. Die eis hangt samen met de visie van de rijksoverheid op de invoering.
‘De regering stelt zich voor dat het oude deel van het omgevingsplan wordt omgevormd in een nieuw deel. Gaandeweg verkleurt dus het tijdelijke deel van het plan via de – min of meer toevallige – planwijzigingen tot een niet-tijdelijk plan,’ schetst Tonnaer dit Haagse ideaalbeeld. ‘Het is echter maar de vraag of de gemeentebesturen dit alles aankunnen.’
Whitepaper | Van bestemmingsplan naar omgevingsplan
Oude bestemmingsplannen bevriezen straks, en niemand weet nog hoe daarvan een permanent plan moet worden gemaakt.
Lees de volledige analyse en oplossingen volgens Frans Tonnaer.
De auteur voorspelt dat lokale overheden ontsnappingsroutes gaan zoeken. De moeilijkheid zit hem er vooral in dat het omgevingsplan uiteindelijk een samenhangend geheel moet vormen, door de eis van ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’. Wie dat stap voor stap wil bereiken, zal alle stappen erg goed moeten doordenken. ‘De behoefte zal groot zijn om deze ingrijpende en ingewikkelde weg te vermijden.’
Zoveel mogelijk wijzigingen opstarten
Volgens Tonnaer zullen gemeenten met slimmigheden komen zoals een ‘pijplijnaanpak’. Daarbij worden zoveel mogelijk voorgenomen planwijzigingen vóór 1 januari 2021 opgestart. ‘Die procedures kunnen dan immers ook nog na die datum worden afgerond.’ Daarna voorziet Tonnaer ‘het risico dat er op oneigenlijke manier gebruik wordt gemaakt van het verlenen van afwijkingsvergunningen’.
De wetgever trekt voor het overgangsrecht acht jaar uit. ‘Al is dit een tamelijk lange termijn, toch zullen de gemeenten die tijd waarschijnlijk hard nodig hebben om alle planregels voor het gehele grondgebied te vernieuwen,’ schrijft Tonnaer. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) kreeg voor elkaar dat planwijzigingen niet alleen per locatie maar ook ’themagewijs’ mogen plaatsvinden. Dat zou al wat helpen, maar nog onvoldoende.
Haags wensbeeld loslaten
Tonnaer stelt een alternatief voor: laat het wensbeeld van de stapsgewijze invoering los. ‘De ontwikkeling van volwaardige omgevingsplannen zou niet van incidentele of occasionele acties van de gemeenten afhankelijk moeten zijn waarbij stukje bij beetje het tijdelijke deel tot niet-tijdelijk verkleurt. Een grondige, gestructureerde aanpak lijkt eerder op zijn plaats.’
Dit heeft volgens de auteur alleen kans van slagen als gemeenten in de tussentijd de handen vrijhouden. Vooral om de ’tijdelijke’ regels te wijzigen als dat nodig is, waarbij deze de tijdelijke status behouden. ‘Dat zou, ondanks dat zelfs dit nog de nodige inspanningen zal kosten, voor heel wat rust zorgen aan het gemeentelijke planfront.’
Geef een reactie