Met de Omgevingswet krijgt de gemeenteraad een andere positie. Er valt straks veel te kiezen. Maar raadsleden zijn nog niet voorbereid op de nieuwe spelregels van de ruimtelijke ordening. Twee direct betrokkenen aan het woord.
Voorzitter Bahreddine Belhaj van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden windt er geen doekjes om. Hij vindt dat zijn achterban door de bank genomen nog onvoldoende is voorbereid op de komst van de Omgevingswet. Maar het beeld is tegelijkertijd ‘heel gedifferentieerd’, zegt hij.
Geen stap genomen
‘In de ene gemeente zijn werkgroepen gevormd, die al een jaar bezig zijn en expertise hebben ingehuurd om te trainen met de wet. Maar dat is een minderheid. In andere gemeenten is nog geen enkele stap genomen. Vaak wordt er op het college gewacht. Voor ambtelijke ondersteuning is niet altijd ruimte. Raden moeten er zelf actief in zitten.’
Dat heeft niets met de omvang van een gemeente te maken, stelt hij. ‘Er zijn kleine gemeenten die het erg goed doen.’ Cijfers heeft de vereniging overigens niet. ‘We hebben hier nog geen enquêtes over gehouden of zo,’ zegt Belhaj, ‘mede omdat de invoeringsdatum van de wet nog niet helemaal definitief is. Het is te vroeg nu al te gaan meten.’
Handvatten beetpakken
Wel biedt de vereniging alvast ondersteuning. Vorig jaar verscheen een flyer om raadsleden wegwijs te maken in de nieuwe regels. Ook zijn er trainingen en workshops. De strekking daarvan: de raad krijgt met de Omgevingswet meer mogelijkheden om te sturen, maar alleen als ze zich daar bewust van is én de handvatten weet beet te pakken.
‘De bal ligt bij de raad. Uiteraard bieden wij zoveel mogelijk hulpmiddelen aan, net als de VNG,’ licht Belhaj toe. ‘Ik hoop dat meer gemeenten met ondersteuningsvragen bij ons komen. Vergeet echter niet dat gemeenteraden de laatste jaren flink wat decentralisaties voor de kiezen hebben gekregen.’
Oefenen met participatie
Dat betekent prioriteiten stellen. ‘Anders wordt het wel heel druk. Jammer is dat wel. Bij de regionale energiestrategie kun je bijvoorbeeld een koppeling met de Omgevingswet maken. In veel gemeenten ontstaan de eerste cases met duurzame energieopwekking. Je kunt hierbij alvast oefenen met de wet.’
Belhaj doelt vooral op de grotere rol van burgerparticipatie. ‘In de Omgevingswet zit ingebakken dat de inwoner een stem krijgt. Gemeenteraden moeten zich bewust zijn van deze politieke component van de Omgevingswet. Je kunt dan als raad een nieuwe invulling geven aan burgerparticipatie en inwoners invloed geven bij ruimtelijke projecten.’
Vooral basisvragen
Volgens adviseur ruimtelijke ordening en docent Trees van der Schoot zijn de meeste raadsleden slecht op de hoogte van de Omgevingswet. Zelf ex-ambtenaar, traint ze raadsleden op het nieuwe leefomgevingsrecht. Samen met oud-wethouder Dick Spel schreef Van der Schoot vorig jaar een boek over hoe de raad met de nieuwe wet kan werken.
‘Ik heb intussen zo’n 55 gemeenteraden gesproken. Opvallend is dat er vooral basisvragen zijn: wat is de bedoeling van de Omgevingswet en wat gaat er veranderen? Als ik vervolgens meer uitleg geef over de rol van de raad onder de nieuwe wet, schrikken raadsleden ervan dat er zoveel te kiezen is,’ zegt Van der Schoot.
Ook zij wijst op het participatiebeleid dat gemeenten moeten opstellen en waarover regels in het omgevingsplan kunnen komen. ‘Maar de raad kan zich vanwege de controlerende rol ook intensiever bemoeien met de uitvoeringsprogramma’s, de vergunningverlening en toezicht en handhaving, dus met de bevoegdheden van het college.’
Bindend adviesrecht
Voor een deel is dat aan de Tweede Kamer te danken, die maart vorig jaar een amendement op de Invoeringswet aannam. Hierdoor heeft de raad een bindend adviesrecht bij de vergunningverlening voor activiteiten die afwijken van het omgevingsplan. Het is niet meer dan logisch, oordeelde het parlement, dat de raad ook kan sturen bij dit type vergunning, anders kan deze zijn controlerende rol niet vervullen.
Tegelijkertijd, weet Van der Schoot, is de invulling van deze optie voor veel raadsleden lastig. ‘De raad moet van tevoren aangeven over welke onderwerpen hij als bindend adviseur ingeschakeld wil worden. Dat kan spelen bij grote ingrepen, denk aan zonneweides die ontzettend veel ruimte in beslag nemen en lastig zijn te combineren met andere functies, of als het college in het schaarse groen woningen wil bouwen. Ik snap dat de raad dan gehoord wil worden.
‘Maar het is erg moeilijk om vooraf een uitputtende lijst te maken. Dat is alsof je in een restaurant komt en de ober niet langer vraagt wat je niet lust, maar dat je moet aangeven wat je wel lust. Nou, begin dan maar eens op te sommen. Het gevaar is bovendien dat de raad doorslaat en zich met allerlei zaken gaat bemoeien.’
Lastige keuze
Van der Schoot merkt dat raadsleden worstelen met participatie. ‘Je ziet dat de opgaven als duurzame landbouw, de circulaire economie en schone energie op de agenda van de lokale politiek staan, als direct uitvloeisel van dwingend landelijk en Europees beleid, maar veel inwoners staan daar nog ver vanaf. Stel dat uit participatie naar voren komt dat omwonenden tegen de komst van een windpark zijn. De raad kan dan oordelen dat het park er toch moet komen, omdat er een maatschappelijk belang mee gediend is. Raadsleden vinden zo’n keuze lastig, want ze willen over een paar jaar wel weer gekozen worden.’
Volgens Van der Schoot moeten raden nog veel tijd investeren in de Omgevingswet. ‘De Omgevingswet is een nieuwe wet voor de ruimtelijke ordening in de brede betekenis van “fysieke leefomgeving”. Daar is een basiskennisniveau voor nodig. Anders roep je maar wat. Wat ik van raadsleden hoor is dat ze vooral op politieke vaardigheden getraind worden, niet op de inhoud.’
Van der Schoot ziet dat de inhoud door bestuurders en ambtenaren wordt aangeboden in vuistdikke nota’s en rapporten van experts met ingewikkeld technisch jargon. ‘Ik kom beleidsplannen tegen die goed in elkaar zitten, maar zo’n 150 tot 200 pagina’s beslaan. Kleine fracties krijgen zo’n document helemaal niet gelezen. Uit de samenvatting moeten ze de krenten uit de pap halen. Dat is geen fijne manier om je raadslidmaatschap te beoefenen.’
Anders werken
Goede voorbeelden zijn er ook. ‘Zo heeft Hoeksche Waard een website waarop ik als buitenstaander binnen tien minuten gevonden had wat ik wilde weten. In plaats van rapporten en nota’s zou een raadscommissie vanwege de controlerende rol veel meer kunnen werken met gesprekken. In onze huidige tijd past de formele manier van werken niet meer. Bij de invoering van de Omgevingswet zou je zo’n andere manier van werken kunnen introduceren. Dat is een mooie gelegenheid.’
Geef een reactie