Het Rijk en medeoverheden moeten ‘meer sturen’ op het digitaal stelsel van de Omgevingswet, stelt het Adviescollege ICT-toetsing. De projectorganisatie blijkt onvoldoende in staat technische mankementen tijdig te signaleren en op te lossen.
Het recente uitstel van de Omgevingswet is een ‘verstandig’ besluit. Dat is de hoofdconclusie van het deze week verschenen rapport van het adviescollege. De tijd tot 1 juli is te kort om het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) gebruiksklaar te maken. Daar is de ICT te instabiel voor.
Ook hebben gemeenten en andere overheden meer tijd nodig om met de landelijke voorziening van het DSO, de ‘backbone’ van het stelsel, te leren werken. Het is de bedoeling dat ze hierop hun digitale systemen en processen aansluiten.
Uitgebreider testen
Er moet over de hele linie veel uitgebreider getest worden, aldus de adviesraad. Overheden moeten in staat zijn omgevingsplannen te publiceren en te wijzigen, vergunningaanvragen te ontvangen en eigen regelgeving aan aanvraagprocedures (vragenbomen) te koppelen. Voor al deze onderdelen van de DSO-keten bestaan verschillende softwarepakketten. Daar wordt mee geoefend, maar dus onvoldoende.
Een van de aandachtspunten is het testen van de ‘planketen’. Die ICT voor het publiceren van omgevingsdocumenten is nog onvoldoende ‘foutbestendig’, aldus het adviescollege. ‘Zeker bij de inwerkingtreding, als er veel nieuwe gebruikers zijn, moet de hele keten in staat zijn om foutsituaties snel te herstellen.’
De ondersteunende organisaties van het Rijk en het Kadaster gaven eerder toe dat de publicatie van omgevingsplannen een hardnekkig probleem is. Het adviescollege stelt dat de beheersorganisaties nog tekortschieten in het tijdig signaleren en oplossen van zaken.
Gebrekkige sturing
Grote kritiek is er op de gebrekkige sturing op het DSO. Onduidelijk is waar het digitaal stelsel exact aan moet voldoen. ‘Zo hebben het Rijk en de betrokken koepels VNG, IPO en Unie van Waterschappen in 2018 afgesproken dat er voor de inwerkingtreding een bepaald basisniveau zou moeten zijn, maar dat doel is in al 2020 losgelaten.’
Er is een ‘kritieke tijdpadplanning’ nodig, met duidelijke mijlpalen en beslismomenten. Een planning die scherp in beeld brengt bovendien, wanneer het DSO klaar is voor gebruik. ‘Een protocol is nodig, dat duidelijk aangeeft wie vaststelt welke functionaliteit voldoende is, op welk moment, op grond van welke criteria en op basis van welk bewijsmateriaal.’ Op basis hiervan moeten Rijk en bestuurlijke partners een ‘roadmap’ en een ‘go-live plan’ maken.
Dat moet leiden tot een realistische invoeringsdatum, waarbinnen de problemen echt opgelost kunnen worden. Wellicht is een veel verdergaand uitstel in dat geval zelfs onvermijdelijk, tekent het advies aan.
Het onderzoek van het Adviescollege ICT-toetsing vond plaats in opdracht van de Eerste Kamer. De senaat wilde opheldering voordat de besluitvorming over de invoering zou plaatsvinden. Eind vorig jaar bleek dat de ervaringen met het DSO in het veld ronduit slecht waren. Dat contrasteerde scherp met de optimistische toon in de brieven van minister Ollongren, die op dat moment verantwoordelijk was voor het dossier.
Struisvogel
Eerste Kamerlid Mary Fiers (PvdA) verbaast zich er nog steeds over, ook in het licht van de laatste bevindingen. ‘Je vraagt je af hoe Ollongren werd geadviseerd. Door een struisvogel? Al die tijd koerste het Rijk vol overtuiging op een snelle invoering af. Ook de koepels zeiden er in december klaar voor te zijn. Dit geeft me niet direct het vertrouwen dat de besluitvorming vanaf nu wel onder een realistisch gesternte gaat plaatsvinden.’
Minister De Jonge heeft, nadat hij het stokje overnam, de Omgevingswet uitgesteld tot 1 oktober of 1 januari 2023. ‘Mij is niet duidelijk waar deze data op zijn gebaseerd. Op het vasthouden van het momentum wellicht? Het oefenen en testen vraagt tijd. Die tijd moet gegarandeerd zijn en niet opnieuw in het gedrang komen. Laten we alle ballen op de eerste horde richten: het stabiel krijgen van het landelijke DSO.’
Geef een reactie