Wie geen direct belang heeft bij een gemeentelijk besluit, moet van goede huize komen om tóch te slagen in beroep bij de rechter. Dat blijkt uit een actueel jurisprudentieoverzicht van Rachid Benhadi van Hekkelman Advocaten in Nijmegen.
Sinds 1 januari 2013 kent de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het zogenoemde relativiteitsvereiste. Op grond hiervan zijn bewoners en organisaties kansloos als ze bij de rechter in beroep gaan tegen een besluit dat niet direct indruist tegen hun belang. De bepaling pakt in de meeste gevallen uit zoals bedoeld, blijkt uit de rechtspraak. Maar uitzonderingen blijven mogelijk.
Brandveiligheid voor bewoners
Een inwoner van Utrecht die in beroep ging tegen de komst van studentenhuisvesting op grond van brandveiligheid, ving bijvoorbeeld bot. Reden: de brandveiligheidsnormen uit het Bouwbesluit beschermen de belangen van de bewoners van het pand, ‘en strekken niet tot de bescherming van het belang van een appellant wiens pand zich in de nabijheid van het betrokken pand bevindt’, schrijft Benhadi.
Een beroep op veiligheidsnormen faalde ook voor bouwmarkt Praxis, die een vestiging van concurrent Hornbach als buurman in Duiven poogde tegen te houden. Praxis gaf als argument dat aanvullende stukken over de komst van een tankstation in het bestemmingsplan niet ter inzage gelegd zijn. Ook zou Praxis niet meer kunnen uitbreiden na de komst van Hornbach, wat het bedrijf in strijd achtte met het gelijkheidsbeginsel. De rechter veegde deze en andere bezwaren allemaal van tafel.
Relativiteitsvereiste bij omgevingsbesluiten
Heeft u te maken met bestemmingsplannen en zoekt u een uitgebreide bespreking van het relativiteitsvereiste bij omgevingsbesluiten? Download gratis het artikel van Rachid Benhadi Lees meer
Gelijkheidsbeginsel biedt ontsnapping
Wanneer kan een beroep dan wél slagen ondanks het relativiteitsvereiste? Het gelijkheidsbeginsel biedt wel degelijk een aanknopingspunt, zo blijkt uit zaken over handhavingsverzoeken die de SlijtersUnie had ingediend bij een aantal Brabantse gemeenten. Op basis van de Drank-en horecawet (Dhw) moet in slijterijen permanent een leidinggevende aanwezig zijn, iets waarmee drankhandels ondergebracht in supermarkten in de betreffende gemeenten het niet zo nauw namen.
Op basis van het relativiteitsvereiste zou de rechter moeten redeneren dat de Dhw er niet is om de SlijtersUnie te beschermen. Maar dat is in dit geval te kort door de bocht. Want als de concurrent géén leidinggevende ter plekke hoeft te hebben, dan is dat niet eerlijk. ‘Dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechter een correctie op het relativiteitsvereiste,’ aldus Benhadi. De gemeenten moesten van de rechter daarom alsnog handhaven.
Geef een reactie