Begin van dit jaar woonden er 3,3 miljoen mensen alleen, bijna 1 op de 5. Dit meldt het CBS op basis van recente cijfers. Oudere alleenwonenden hebben vaal relatief grote woningen. Verschillende gemeenten zetten voor deze groep daarom in op doorstroom, zodat die woningen beschikbaar komen voor meerpersoonshuishoudens.
Het CBS verzamelde data over de geregistreerde woonsituatie, omdat iedereen maar op één adres ingeschreven kan staan. De meeste mensen, 4 op de 5, wonen dus samen met anderen: het vaakst met een partner of in een gezin met kinderen, minder vaak in een eenoudergezin of met iemand anders, bijvoorbeeld met een broer of zus. Een klein deel woont in een instelling.
Vrouwen boven de 70
De grootste groep alleenwonenden zijn vrouwen van 70 jaar of ouder. Volgens het CBS komt dit omdat ze vaak alleen achterblijven na het overlijden van hun partner. Naar verhouding zijn er ook veel twintigers die alleen wonen, iets meer mannen dan vrouwen. Bij dertigers en veertigers zijn de mannen duidelijk in de meerderheid. Waarschijnlijk omdat ze na een scheiding vaker alleen wonen, terwijl de kinderen bij de moeder blijven wonen, stelt het CBS.
Door de tijd
Het aantal alleenwonenden loopt op, zo schrijft het statistiekbureau. In 1960 waren dit er 387.000, goed voor 3 procent van de bevolking. In de jaren zeventig begon dit percentage op te lopen. Halverwege de jaren tachtig kwam het voor het eerst boven de 10 procent uit. Er waren toen ruim 1,5 miljoen alleenwonenden. Nu, in 2024, woont 3,3 miljoen mensen, zo’n 19 procent van de inwoners, alleen.
Oorzaken
Er zijn verschillende redenen waarom in de loop van de tijd steeds meer mensen alleen zijn gaan wonen. Zo werd het bijvoorbeeld normaler om niet meteen vanuit het ouderlijk huis te trouwen of samen te wonen. Ook het aantal echtscheidingen nam fors toe. ‘Verder speelt mee dat mensen steeds ouder worden en — ook nadat hun partner is overleden — langer zelfstandig blijven wonen,’ aldus het CBS.
Geringe doorstroom
Het CBS deed recent ook onderzoek naar woonduur. Hieruit bleek dat begin 2023 de doorsnee woonduur het hoogst was bij 78-jarigen. Zij woonden op dat moment gemiddeld bijna 25 jaar op hun huidige adres. Bij minstens 1 op de 8 tachtigplussers was dit zelfs 50 jaar of langer. Dat veel ouderen lang en vaak alleen in hun huis blijven wonen, draagt bij aan de huidige geringe doorstroom op de woningmarkt. Verschillende gemeenten proberen daarom de doorstroom van senioren naar kleinere woningen te stimuleren en te faciliteren met verhuishulp en -regelingen. Hun grotere woningen komen hierdoor vrij voor andere huishoudens.
Prikkels om te verhuizen
Zo verstrekt Utrecht sinds kort een verhuispremie. Inwoners van de gemeente met een grote sociale huurwoning die willen verhuizen naar een kleinere of seniorenwoning, kunnen hiervoor een flink bedrag krijgen (3000 of 5000 euro). Zo wil de gemeente doorstroming op gang brengen. Andere gemeenten hebben vergelijkbare regelingen.
Naast vergoedingen zetten sommige gemeenten ook in op verhuisvouchers en voorrang. Die prikkels moeten ouderen stimuleren om te verhuizen. Niet alleen om doorstroom te bespoedigen, maar ook met het oog op een meer levensloopbestendig onderkomen. Zo krijgen ze een huis dat meer past bij hun behoeftes, kunnen ze langer thuis wonen en zijn er minder aanpassingen vanuit de Wmo nodig. In Rotterdam kunnen 55-plussers een beroep doen op een seniorenmakelaar, die hen ondersteunt bij de zoektocht naar een geschikte woning.
Geef een reactie