De wettelijke mogelijkheid van een verhuurdervergunning, waar gemeenten bij het kabinet op aandrongen, laat in de uitwerking te wensen over. De plannen gaan niet ver genoeg en vormen een flinke kostenpost. Dat stelt koepelorganisatie VNG namens diezelfde gemeenten.
De VNG maakte vrijdag haar reactie op het concept van de Wet goed verhuurderschap openbaar. De plannen stonden tot begin september open voor commentaar. Voorafgaand aan het voorstel bracht demissionair minister Ollongren van Binnenlandse Zaken samen met onder meer de grote steden in kaart wat er nodig is om ‘goed verhuurderschap’ te bevorderen. ‘Al bij aanvang was de roep om wetgeving groot,’ schrijft de minister in de toelichting. ‘Tegelijkertijd bestond er geen scherp beeld van wat die wetgeving zou moeten regelen.’
Wettelijke grondslag
Gaandeweg bleek dat een wettelijk vergunningstelsel voor verhuurders soelaas kan bieden. Dat wil zeggen: waar de nood het hoogst is. ‘Gemeenten hebben aangegeven dat er in bepaalde gevallen nood is aan een wettelijke grondslag voor het instellen van een verhuurdervergunning met landelijk geüniformeerde voorwaarden,’ in de woorden van de minister. Dat is dan ook precies wat Ollongren regelt in het conceptwetsvoorstel dat ze deze zomer op 5 juli bekendmaakte op internetconsultatie.nl.
Toch blijkt die uitwerking nu vatbaar voor kritiek van de medeoverheden die zelf aan de wieg ervan stonden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) betuigt weliswaar steun aan de algemene lijn, maar daarna gaat het in de formele reactie snel bergafwaarts met de sympathie voor het voorstel. ‘Wij zijn blij dat het Rijk met voorstellen komt om excessen op de huurmarkt aan te pakken, door gemeenten nieuwe wettelijke instrumenten te bieden. Maar aan de uitwerking valt nog het een en ander te verbeteren,’ zo leest de inleiding.
Voorstel te beperkt
Vervolgens komen ‘grote bezwaren’ aan bod, gericht op de beperking van het voorstel tot de nu al gereguleerde huursector. Dat betreft naast woningcorporaties, de particulieren die beneden de wettelijke huurliberalisatiegrens blijven (752,33 euro in 2021). Corporaties blijven daarbij van de vergunningplicht uitgezonderd, wat overigens wél gemeentelijke goedkeuring krijgt. ‘Wij hebben vertrouwen in de maatschappelijke doelstelling van corporaties,’ aldus de VNG op dat punt. Maar afgezien daarvan vindt de organisatie de beperking onverstandig, en bovendien matig uitgewerkt.
Want het is weliswaar de gemeente die straks kan besluiten tot een verhuurdervergunning, maar de VNG merkt op dat een wettelijk besluit (AMvB) van de minister de basis vormt. ‘Wij krijgen de indruk uit de tekst dat het niet de bedoeling is dat de gemeente binnen de kaders van de AMvB nog eigen regels over de werkwijze kan vastleggen. Kan dit worden verduidelijkt?’ Ook hekelt de VNG de ingebakken beperking van de verhuurdervergunning tot bepaalde gebieden. ‘Waarom kan dit niet voor alle te verhuren woonruimten in de hele gemeente?’
Technisch en duur
Ook de manier waarop de minister haar tekortschietende plannen formuleert, kan de VNG niet erg waarderen: ‘De wettekst is zeer technisch. Vanuit de behoefte aan begrijpelijke regelgeving en communicatie vanuit de overheid is dit niet wenselijk.’ Bovendien maken gemeenten zich zorgen om ‘de praktische uitvoerbaarheid en de kosten’. Een artikel 2-onderzoek op basis van de Financiële-verhoudingswet zou zelfs ‘noodzakelijk’ zijn.
Geef een reactie