Uiterlijk 1 januari 2022 moeten er 10.000 extra woonplekken mét de benodigde begeleiding zijn voor dak- en thuisloze mensen. Dat is het streven van het kabinet, gemeenten, corporaties en andere betrokken partijen in het overkoepelend plan van aanpak voor dak- en thuislozen.
Hiervoor moeten alle gemeenten onder meer voor eind 2021 prestatieafspraken maken met woningcorporaties en huurdersorganisaties, over het aantal extra te realiseren woonplekken. De 10.000 extra plekken zijn onderdeel van de brede aanpak van dak- en thuisloosheid van Staatssecretaris Blokhuis, minister Ollongren en staatssecretaris Van Ark: Een (t)huis, een toekomst.
Het plan werd eind vorig jaar aangekondigd, nadat bleek dat het aantal daklozen de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld is. Eind april werd al 200 miljoen euro toegezegd voor de begeleiding van dak- en thuislozen in 2020 en 2021, via de centrumgemeenten maatschappelijke opvang & beschermd wonen.
Centrumgemeenten
Inmiddels hebben 21 van de 43 centrumgemeenten hun regionale plan ingediend en aangegeven in de tweede helft van 2020 te kunnen starten met extra maatregelen. Utrecht kreeg vorige week 22,4 miljoen euro om samen met regiogemeenten, aanbieders, woningcorporaties en kennisinstituten 200 ‘Eerst een thuis’-woonplekken te realiseren. Het plan ‘geeft mensen een stabiele woonplek als eerste stap in het werken aan een nieuwe start’.
Doorbraak
De overkoepelende aanpak in de regionale plannen tot nu toe, beogen preventie, vernieuwing van de opvang en wonen met begeleiding. Het moet volgens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ‘een doorbraak vormen in een systeem dat vast zit’. Volgens Blokhuis is er ‘zeer brede steun voor deze nieuwe en ambitieuze aanpak. Samen met gemeenten, woningbouwcorporaties, aanbieders, cliëntenorganisaties en andere betrokken partijen moeten we dit waarmaken.’
Omslag
‘Ook voor de langere termijn moet er een omslag plaatsvinden, waarbij niet opvang maar wonen mét de benodigde begeleiding, het uitgangspunt is. Alleen als er echt geen andere mogelijkheid is verblijven mensen in de opvang, maar nooit langer dan drie maanden.’ Daarom wordt ook de maatschappelijke opvang vernieuwd. Concreet betekent dit bijvoorbeeld het ombouwen van grote slaapzalen naar één en tweepersoonskamers en op termijn het afbouwen van het aantal opvangplekken. Verder moet de opvang ook begeleiding op maat, dagbesteding en de inzet van ervaringsdeskundigheid bieden.
Het voorkomen van dak- en thuisloosheid is eveneens belangrijk. Zo moet het aantal huisuitzettingen als gevolg van schulden naar beneden. Gemeenten ‘worden gestimuleerd’ afspraken te maken met woningcorporaties over woonplekken voor mensen die uitstromen uit bijvoorbeeld detentie, een GGZ-instelling of de jeugdzorg.
Coronacrisis
De coronacrisis heeft volgens Blokhuis ‘nog maar eens pijnlijk duidelijk gemaakt dat er een tekort is aan woonplekken en begeleiding voor de doelgroep’. Maar de crisis biedt ook een kans.
‘Gemeenten hebben de afgelopen periode meer mensen opgevangen dan voor corona het geval was. Zij hebben mensen in beeld die eerder niet in beeld waren. Dit biedt de mogelijkheid te bekijken welke begeleiding zij nodig hebben om zo snel mogelijk weer zo zelfstandig mogelijk deel te nemen aan de samenleving en een eigen woonplek te krijgen. VWS doet een dringend beroep op gemeenten en aanbieders dit de komende tijd te organiseren.’
Dat schrijft het ministerie in de Richtlijn afbouw en ombouw maatschappelijke opvang. De richtlijn beschrijft de nieuwe fase voor de (nood)opvang, na de versoepelingen van de coronamaatregelen per 1 juni. Gemeenten moeten bijvoorbeeld de opvang aan niet-rechthebbenden geleidelijk afbouwen. Dit moet uiterlijk 1 juli afgerond zijn.
Geef een reactie