Gemeenten worden wettelijk verplicht ervoor te zorgen dat bijstandsgerechtigden een studie, stage of werktraject volgen, de zogenoemde tegenprestatie. De invulling van het ‘niet-vrijblijvende’ aanbod blijft nog wel aan gemeenten.
Dat schrijft staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer. Er wordt nu door gemeenten te verschillend omgegaan met de zogenoemde tegenprestatie. Bij sommige gemeenten wordt er nauwelijks op toegezien, andere gemeenten bieden bijstandsgerechtigden actief allerlei activiteiten aan. Weer andere eisen een tegenprestatie met mogelijke verlaging van de bijstand als stok achter de deur.
Verplicht
Na lang wikken en wegen is de kogel nu door de kerk. Van Ark pleit al jaren voor het verplichten van de tegenprestatie, lokaal lopen ook de opvattingen over deze maatregel uiteen. Met het vaststellen van de tegenprestatie in de wet geeft de staatssecretaris gehoor aan een voorstel van D66-Kamerlid Rens Raemakers, gesteund door de andere coalitiepartijen. Raemakers wil het zo formuleren dat gemeenten aan bijstandsontvangers verplicht een ‘niet-vrijblijvend’ aanbod doen voor de tegenprestatie.
Uitvoeringskosten
Wat zo’n aanbod inhoudt, blijft dan weer wel aan de gemeenten, aldus Van Ark. Daarnaast hangt dat af van de persoonlijke situatie van de bijstandsgerechtigde. Van Ark praat de komende tijd met gemeenten over sancties voor mensen die het verplichte ‘aanbod’ toch zouden afslaan. Ook de uitvoeringskosten zijn onderwerp van gesprek.
Keuzeruimte
‘Ruimte voor gemeenten is mooi, maar vraagt ook middelen om dit te kunnen doen. Des te meer aangezien koppelen aan vrijwilligerswerk gebaat is bij keuzeruimte, zodat de tegenprestatie aansluit bij wat bijstandsgerechtigden en vrijwilligersorganisaties zélf kunnen, willen en belangrijk vinden,’ reageert Keimpe Anema, onderzoeker bij het Fries Sociaal Planbureau.
Uitvoering
Het FSP ziet moeilijkheden in de uitvoering vanwege het verplichte karakter voor de bijstandsontvanger zelf. Mensen willen vaak wel vrijwilligerswerk doen bijvoorbeeld, maar dan eerder voor de sociale contacten of het eigen ontwikkelingsperspectief. ‘De vraag is hoe dit zich verhoudt tot het niet-vrijblijvende karakter,’ aldus Anema.
Geef een reactie