Medio 2020 ontvingen op elke duizend inwoners 28 mensen een bijstandsuitkering. Dat betekent de eerste stijging van de bijstandsdichtheid sinds 2017. De verschillen tussen gemeenten zijn daarbij groot, zo wijzen cijfers van het CBS uit over de periode 2009-2020.
Een paar jaar ging het de goede kant uit met de bijstandsdichtheid, maar daar is in 2020 een einde aan gekomen. Niet zo lang na het begin van de kredietcrisis, het eerste meetmoment van het CBS in juni 2009, ontvingen bijna 22 op de duizend inwoners in Nederland een bijstandsuitkering. De kredietcrisis uit 2008 ontaardde in een economische recessie. Hierdoor nam het aandeel bijstandsontvangers in de periode daarna jaarlijks toe tot ruim 30 in 2017. Daarna begon de bijstandsdichtheid te dalen als gevolg van economisch herstel.
Aandeel bijstandontvangers stijgt
Die positieve trend is nu doorbroken door de wereldwijde coronapandemie. Hierdoor liep het aandeel bijstandsontvangers in 2020 weer op. Tevens zijn er in de periode 2009-2020 een aantal belangrijke veranderingen doorgevoerd in het socialezekerheidsstelsel, die van invloed kunnen zijn geweest. Dit zijn onder andere de invoering van de Participatiewet in 2015 en de aanpassingen in de Wajong en WSW.
Grote verschillen tussen gemeenten
Het aandeel personen met een bijstandsuitkering verschilt sterk per gemeente. In de kleine gemeente Ameland lag in 2020 het cijfer het laagst, daar ontvingen nog geen 2 op de duizend inwoners een bijstandsuitkering. In Rotterdam was de bijstandsdichtheid in alle jaren het hoogst: 65 in 2009, een piek van bijna 77 in 2015 en een dichtheid van 68 in 2020.
Acht gemeenten zaten met minimaal 50 bijstandsontvangers per duizend inwoners ver boven het landelijk gemiddelde. Naast Rotterdam zijn dat Amsterdam, Arnhem, Enschede, Den Haag, Groningen, Heerlen en Leeuwarden.
Sterke stijging in Leeuwarden
In Amsterdam was het aantal bijstandsontvangers per duizend inwoners medio 2020 nagenoeg gelijk aan het aantal medio 2009, namelijk 55 tegen 56. De hoofdstad kende geen grote pieken of dalen qua bijstandsdichtheid. In Leeuwarden is sinds 2009 daarentegen een sterke toename, van bijna 33 naar 50 in 2020. Naast Rotterdam, Amsterdam en Den Haag was de bijstandsdichtheid in 2020 in het noorden van Nederland het hoogst.
Utrecht doet het van de vier grootste gemeenten (G4) in Nederland het beste. In de Domstad lag het dichtheidscijfer in de onderzochte jaren ruim onder dat van de andere drie, maar wel steeds boven het landelijke gemiddelde. Het fluctueerde van 29 in 2009, een piek van 37 in 2017 naar ruim 34 in 2020.
Vrouwen het meest in de bijstand
In de periode 2009-2020 was de bijstandsdichtheid onder vrouwen elk jaar hoger dan onder mannen. Medio 2009 was dat verschil het grootst: 26 op de duizend vrouwen ontvingen toen een bijstandsuitkering, tegen ruim 17 op de duizend mannen. Daarmee lag de dichtheid voor vrouwen 50 procent hoger dan voor mannen. Medio 2017 was het verschil tussen mannen en vrouwen het kleinst. In dat jaar was het aandeel vrouwen in de bijstand 26 procent hoger dan onder mannen.
Jongeren doen het relatief goed
Onder jongeren van 18 tot 27 jaar ligt de bijstandsdichtheid onder het gemiddelde van alle leeftijden. Een deel van deze leeftijdsgroep studeert, en heeft daarom geen recht op een uitkering. Jongeren tot 27 jaar hebben ook relatief vaker een flexibele baan. Hierdoor is het verloop van het aantal mensen in de bijstand voor deze groep grillig. Flexibel werk is immers gevoeliger voor economische ontwikkelingen.
In de leeftijdsgroepen van 27 tot 45 jaar, en van 45 jaar tot de AOW-leeftijd ligt de bijstandsdichtheid hoger dan het gemiddelde van alle leeftijden. Onder de 27- tot 45-jarigen nam het aandeel van de bevolking met een bijstandsuitkering in 2013 tot en met 2016 sterker toe dan bij de andere groepen. Enerzijds is deze groep relatief zwaarder getroffen door de gevolgen van de economische crisis. Anderzijds speelde met name in deze leeftijdsklasse ook de instroom in de bijstand van asielzoekers met een verblijfstatus mee.
Geef een reactie