In 2017 werkte 4 procent van de jongeren van 15 tot 25 jaar niet en volgde ook geen opleiding, zo blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dat is relatief aan de lage kant: gemiddeld schommelde het percentage de afgelopen jaren rond de 5 procent, waarmee Nederland in Europa als beste presteert.
Bij de huidige 84.000 inactieve jongeren zijn gezondheidsproblemen de meest voorkomende reden voor deze situatie. Vier op de tien jongeren geven aan ‘dat ze niet willen of kunnen werken’. Bijna een derde is actief op zoek naar werk en per direct beschikbaar. De in- en uitstroom in de groep jongeren die niet werken en geen onderwijs volgen, is groot. Een derde heeft binnen drie maanden werk gevonden of volgt weer een opleiding.
Redenen om niet te werken
Naast gezondheidsproblemen, ziekte en arbeidsongeschiktheid, geeft 12 procent aan ’tussen twee opleidingen in te zitten’ of binnenkort te beginnen met een studie of opleiding. Verder noemt 6 procent de zorg voor het gezin of het huishouden als reden. Jongeren die niet werken of een opleiding volgen, hebben volgens het CBS bijna twee keer zo vaak één of meer kinderen dan leeftijdsgenoten. Bijna 30 procent van de jongeren noemt een andere, niet nader bepaalde, reden.
Laagste van de EU
Het percentage jongeren dat niet werkt en niet studeert ligt al jaren rond de 5 procent. In 2016 lag het op 4,6 procent, in 2017 daalde het naar 4 procent. Nederland presteert met deze cijfers goed in Europa. Ons land wordt gevolgd door Luxemburg (5,4 procent) en Denemarken (5,8). Ter vergelijking: in 2016 lag het EU-gemiddelde op 12 procent. In Italië waren de meeste jongeren te vinden die niet werken of studeren: daar was het aandeel 20 procent. Waar het getal in Nederland stabiel blijft zijn er ook landen als Roemenië en Griekenland waar dat aandeel toenam tussen 2017 en 2016.
Geef een reactie