Het beroep op de jeugdzorg in 2011-2017 doorgroeien, maar in een minder hard tempo dan in de voorgaande periode.
In de periode 2001-2011 nam de totale hoeveelheid gevraagde zorg jaarlijks gemiddeld met 4,6% toe. Naar verwachting groeit het beroep op de jeugdzorg vanaf 2011 gemiddeld met 2,2% per jaar.Dit valt te lezen in het rapport ‘Groeit de Jeugdzorg door’ van het Sociaal Plan Bureau.
Voor beide perioden geldt dat achter de groei geen (sterke) toename schuilgaat van het aantal jongeren dat een risico loopt om van jeugdzorg gebruik te maken. Dat aantal wijst op een daling in het beroep op de jeugdzorg voorzieningen. Voor 2011-2017 zou het gaan om een afname van gemiddeld iets meer dan 1% per jaar.
Desondanks groeit de gevraagde hoeveelheid zorg vanaf 2011 door. Het is de resttrend die het beroep op jeugdzorg voortstuwt en die met name neerslaat bij de jeugdhulp en jeugd-ggz. Die resttrend voorspellen en duiden is bijzonder lastig. In de periode 2001-2011 zouden dat mogelijk een veranderde opvatting over opgroei- en opvoedproblemen, wijzigingen in het zorgaanbod of veranderingen in het jeugdzorgbeleid kunnen zijn. In hoeverre deze factoren ook in het toekomstige beroep op de jeugdzorg een rol van betekenis zouden kunnen spelen, is echter moeilijk in te schatten.
Bekendheid
Het is niet ondenkbaar dat de groei in het beroep op de jeugdzorg dat mogelijk voortkomt uit de invoering van de Wet op de jeugdzorg in 2005 een tijdelijk effect is. Na de invoering van de wet is de gevraagde hoeveelheid zorg gestegen, met name het beroep op de jeugdhulp is toegenomen. Het is waarschijnlijk dat dit vooral een gevolg is geweest van de grotere bekendheid van Bureau Jeugdzorg.
De toename in het beroep op de jeugdzorg zou dan gezien moeten worden als een inhaalslag waarvan het effect in de tijd langzaam wegebt.
Rekenregel
Uit de analyses van het SCP blijkt ook ook dat er voor het toekomstige beroep op de jeugdzorg niet kan
worden gewerkt met een zogenoemde rekenregel. De Wmo kent wel zo’n regel. Daarmee kan op eenvoudige wijze aan de hand van een (beperkte) set relevante risicokenmerken het toekomstige beroep op de voorziening worden ingeschat.
Om de totale hoeveelheid gevraagde jeugdzorg in de toekomst in te schatten had het ministerie van vws ook voor de jeugdzorg graag met een eenvoudige rekenregel gewerkt. “Helaas is dat niet mogelijk”, aldus het rapport. Het belangrijkste argument daarvoor is dat de relevante set risicokenmerken niet de drijvende kracht is achter het toekomstige beroep op de jeugdzorgvoorzieningen.
Dat is de resttrend; het deel van de toekomstige ontwikkeling dat losstaat van de risicokenmerken. Door een eenvoudige rekenregel op te stellen waarin risicokenmerken zijn opgenomen, zou de groei in het beroep op de jeugdzorgvoorzieningen ten onrechte aan deze risicokenmerken worden toegeschreven. Immers, de relevante set risicokenmerken voorspelt een daling van het beroep op de jeugdzorgvoorzieningen en geen toename.
Jeugdwet
In 2015 staat het jeugdzorgstelsel (weer) een ingrijpende wijziging te wachten, de invoering van de nieuwe Jeugdwet. Welke uitwerking de nieuwe wet op het beroep op de jeugdzorgvoorzieningen zal hebben, is nu nog moeilijk in te schatten. Het streven is dat de zorg minder versnipperd raakt, doordat de regie voor de jeugdzorg wordt ondergebracht bij de gemeenten. Mogelijk leidt dat ertoe dat het kosten opdrijvende effect dat nu van de verschillende financieringsbronnen uitgaat, teniet wordt gedaan. Dat is echter niet met zekerheid te zeggen.
Ook met zeer recente ontwikkelingen is in het toekomstige beroep op de jeugdzorg geen rekening gehouden. “Het laatste jaar waarvoor wij gegevens tot onze beschikking hebben, is 2011. De onlangs gemaakte afspraken in het zorgakkoord over de terugdringing van de groei in de jeugd-ggz hebben wij daarom niet in onze berekeningen kunnen meenemen.”
Als de afspraken daadwerkelijk worden gerealiseerd, zal de nu door ons berekende groei voor de jeugdzorgsector als geheel lager uitvallen.
Geef een reactie