De inzet van wijkteams of praktijkondersteuners bij de huisarts (POH’s) heeft niet geleid tot een vermindering van het aantal kinderen in gespecialiseerde tweedelijns jeugdzorg. Dit blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB). Minder gebruik van gespecialiseerde jeugdzorg was wel het doel na de decentralisatie.
Het CPB onderzocht de inzet van wijkteams en praktijkondersteuners in de jeugdzorg. Met de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 moest gespecialiseerde zorg verschuiven naar lichte hulp dicht bij huis, waardoor de jeugdzorg goedkoper en beter zou worden. In totaal 64 procent van de Nederlandse gemeenten werkt sinds die tijd met wijkteams, met medewerkers die lichte en laagdrempelige hulp bieden. Met als doel duurdere, gespecialiseerde hulp zoveel mogelijk te voorkomen.
Om diezelfde reden financiert ruim de helft van de gemeenten POH’s. In 2018 was het aantal kinderen dat gebruikmaakte van gespecialiseerde jeugdhulp desondanks 7 procent groter dan in 2013. In totaal kregen dat jaar 10 procent van alle kinderen tot 18 jaar tweedelijnsjeugdzorg.
Wijkteams
Wel is de stijging minder sterk in gemeenten waar wijkteams relatief veel lichte hulp bieden, aldus het CPB. Voor sommige vormen van gespecialiseerde jeugdzorg, zoals verblijf in een jeugdinstelling, daalt het gebruik in deze gemeenten zelfs sinds 2017. Of intensieve hulpverlening door het wijkteam bijdraagt aan een betere financiële beheersbaarheid van de jeugdzorg voor gemeenten is echter onduidelijk, aangezien hier ook kosten aan verbonden zijn.
Praktijkondersteuners
Volgens het CPB wil het onderzoek niet zeggen dat de inzet van wijkteams of POH’s geen maatschappelijke waarde heeft. Het is mogelijk dat wijkteams en praktijkondersteuners doorverwijzen naar beter passende gespecialiseerde zorg, waardoor kinderen uiteindelijk beter worden geholpen.
Geef een reactie