Gemeenten moeten blijven samenwerken bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo. De Tweede Kamer heeft dinsdag ingestemd met een wetsvoorstel daartoe van minister De Jonge van Volksgezondheid. Het wetsvoorstel werd met algemene stemmen aangenomen.
Het kabinet voert de verplichting om samen te werken opnieuw in, omdat gemeenten nog te weinig vrijwillig samenwerken. De Jeugdwet en de Wmo zijn in 2015 in werking getreden. Tot 1 januari van dit jaar gold er al een tijdelijke wettelijke samenwerkingsplicht. Die plicht liep begin dit jaar af. De bedoeling was dat er in de eerste drie jaar wel genoeg samenwerkingsverbanden zouden ontstaan. Maar dat moment ‘is nog niet bereikt’, schreef De Jonge in de toelichting op het wetsvoorstel.
Regionale samenwerking nodig
De Jonge wil nu samenwerking alsnog kunnen afdwingen. In de Jeugdwet en in de Wmo wordt de mogelijkheid geschapen om dat per algemene maatregel van bestuur te regelen. De samenwerking kan alleen worden verplicht als dat nodig is, en er al ‘op overeenstemming gericht overleg’ is geweest tussen gemeenten. ‘Deze wet helpt om tot regionale samenwerking te komen, en regionale samenwerking is nodig voor een goede uitvoering van de jeugdzorg,’ zei De Jonge in het debat over het wetsvoorstel. De wetswijziging moet ook leiden tot lagere administratieve lasten voor zorgaanbieders.
De zorgen richten zich vooral op de jeugdzorg. Eerder constateerde de Transitie Autoriteit Jeugdzorg (TAJ), die vanuit het ministerie van VWS de overgang naar het nieuwe stelsel begeleidt, dat de samenwerkingsverbanden in de jeugdzorg niet stabiel zijn. Bij de Wmo bestaan zulke problemen niet, maar toch wil De Jonge ook daar de mogelijkheid hebben om in te grijpen.
Geef een reactie