Gemeente Amsterdam en gemeente ‘s-Hertogenbosch hebben samen een basismodel gepresenteerd dat in ketenzorg de zorg en ondersteuning voor kinderen met overgewicht en obesitas organiseert. Doel is het basismodel geschikt maken voor álle gemeenten in Nederland.
Het model beoogt om ouders en kinderen te helpen om zélf de stappen te zetten naar een gezondere leefstijl. Afgezien van de leefstijl bekijkt de professional ook nadrukkelijk de omstandigheden waarin kind en gezin verkeren. Het basismodel dient als uitgangspunt voor andere gemeenten, om tot een eigen lokale invulling te komen.
Ketenaanpak
Sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 hebben gemeenten zorgplicht voor kinderen met overgewicht en obesitas en hun ouders. Het nieuwe basismodel helpt gemeenten om effectief invulling te geven aan deze plicht. Zowel Amsterdam als ’s-Hertogenbosch experimenteerden afgelopen jaren met een ‘sluitende ketenaanpak’. Volgens de eerste resultaten lijkt deze aanpak bij te dragen aan de daling van het aantal kinderen met overgewicht en obesitas.
Wethouder Zorg van de gemeente Amsterdam, Eric van der Burg: “We weten inmiddels dat korte interventies op de lange termijn niet werken. Een structureel gezondere leefstijl is een kwestie van lange adem. Vandaar dat onze professionals deze kinderen en hun ouders minstens drie jaar begeleiden. Zij werken intensief samen met andere betrokkenen bij het gezin: school, huisarts, jeugdhulp tot en met de sportvereniging en de schuldhulpverlener aan toe. Dat bedoelen we met een sluitende ketenaanpak.”
Financiering
Het basismodel ketenaanpak beschrijft welke activiteiten en partners nodig zijn, welke rol iedere partner heeft en hoe de onderlinge samenwerking eruit ziet. Bijzonder is dat de aanpak uitvoerbaar is binnen bestaande financieringsmogelijkheden van gemeente en zorgverzekeraar.
VWS wees de methode van Amsterdam en ’s-Hertogenbosch begin 2016 aan als ‘good practice’ en gaf een subsidie aan Care for Obesity, om de aanpak met in totaal acht gemeenten verder uit te werken. Dat zijn naast Amsterdam en ’s-Hertogenbosch: Almere, Arnhem, Maastricht, Oss, Smallingerland en Zaanstad. Zij experimenteren met het model in andere omstandigheden, bijvoorbeeld in een kleine gemeente. Zo ontstaat inzicht in wat nodig is om het model in diverse settings te laten werken.
Andere gemeenten
Eind volgend jaar volgt een verder uitgewerkte versie, een landelijk model dat ook beschrijft hoe andere gemeenten samen met hun partners met dit nieuwe model kunnen werken.
Geef een reactie