Met kleine afgelegen dorpen in krimpregio’s gaat het naar omstandigheden best goed. De hier al langer bestaande sociaaleconomische achterstand ten opzichte van andere kleine dorpen is niet groter geworden. Bewoners van afgelegen dorpen in krimpregio’s zetten zich relatief vaak in als vrijwilliger of nemen deel aan een bewonersinitiatief.
Ze verloren wel wat meer dorpsvoorzieningen, maar bewoners werden er niet negatiever over de leefbaarheid en zijn elkaar niet minder gaan ontmoeten. Er is dus geen sprake van een toenemende kloof. Dit zijn enkele conclusies uit de publicatie ‘Dorpsleven tussen stad en land. Slotpublicatie Sociale Staat van het Platteland’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ook gaat het rapport in op de ervaren leefbaarheid, sociale samenhang en de inzetbereidheid van bewoners van kleine dorpen.
Terwijl de bevolking in de stad alsmaar stevig groeit, is die in gemeenten op het platteland sinds 2010 aan het krimpen. Binnen het platteland varieert het, in dorpen rond de stad is de bevolkingsomvang min of meer stabiel, in kleine afgelegen dorpen krimpt deze fors. Bestaande verschillen tussen dorpen bij de stad en afgelegen dorpen, waar iets meer arme mensen en minder werkenden met een hoog beroepsniveau wonen, blijven voortbestaan.
Vaker arm
In afgelegen dorpen hebben bewoners een lager opleidings- en beroepsniveau en een lager besteedbaar inkomen dan in dorpen bij de stad. Hoewel meer bewoners er werkzaam zijn, zijn bewoners van afgelegen dorpen toch vaker arm. Deze verschillen bestaan al langer. Er zijn geen systematische toename in verschillen, met uitzondering van de sociale status. In sociaaleconomisch opzicht hebben de kleine afgelegen dorpen in krimpregio’s over de hele linie een achterstand ten opzichte van andere kleine dorpen: de werkloosheid is er relatief hoog, het opleidings-, beroeps- en inkomensniveau zijn er relatief laag en armoede komt er relatief vaak voor.
Meer vrijwillligers
Bewoners van kleine afgelegen dorpen in krimpregio’s ervaren minder goede leefbaarheid dan inwoners van andere kleine dorpen, maar gingen deze over het algemeen niet negatiever waarderen. Bewoners die juist een positieve ontwikkeling zagen, noemden het vaakst de mentaliteit van medebewoners en de sociale vitaliteit. Ook zetten bewoners van afgelegen dorpen in krimpregio’s zich relatief vaak in als vrijwilliger of nemen deel aan een bewonersinitiatief (51 procent t.o.v. 47 procent buiten krimpregio’s).
Sociale samenhang
In dorpen met nabije voorzieningen ervaren de bewoners iets meer leefbaarheid dan in dorpen waar deze verder weg zijn. Die bewoners hebben bovendien meer contacten in het dorp en ervaren meer sociale samenhang. Ook is er een relatie met vergrijzing. In kleine dorpen met relatief veel ouderen hebben bewoners wat minder contact met elkaar en doen zij ook iets minder vaak vrijwilligerswerk. Het verdwijnen van voorzieningen en de verdergaande vergrijzing kunnen negatief uitwerken voor de leefbaarheid en de sociale samenhang op het platteland.
Geef een reactie