De grotere rol van gemeenten in het minimabeleid sinds 2015, heeft onbedoeld geleid tot ongelijkheid in de inkomensondersteuning. ‘Het Rijk is aan zet,’ zegt zowel het Nibud dat hier onderzoek naar uitvoerde als de VNG in een reactie.
Het rapport Verschillen in gemeentelijk minimabeleid van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) toont aan dat het uitmaakt als minima in de ene of andere gemeente wonen. Dat gaat dwars in tegen het recht van iedere Nederlander op dezelfde basisvoorzieningen. Eerder dit jaar constateerde vakbond FNV dit ook al in een onderzoek.
Niet genoeg om rond te komen
In Nederland leven 540.000 mensen onder de armoedegrens en nog eens 1,2 miljoen daar net boven. Zij zijn vaak voor een groot deel van hun inkomen afhankelijk van toeslagen en andere vormen van inkomensondersteuning. Dat brengt een grote mate van onzekerheid met zich mee, concludeerde vorig jaar de Commissie sociaal minimum.
De Commissie stelde vast dat huishoudens met een laag inkomen tussen de 200 en 500 euro per maand tekortkomen. Ook merkt de commissie op dat de verschillen tussen gemeenten aanzienlijk zijn, zowel wat betreft de gehanteerde inkomensgrenzen als de hoogte van de ondersteuning. Dit terwijl deze huishoudens van Delfzijl tot Terneuzen eenzelfde bedrag zouden moeten krijgen wat nodig is om te kunnen rondkomen.
‘Het kan niet zo zijn dat de gemeentegrens bepaalt of je ergens recht op hebt,’ zegt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart.
Verschillen energietoeslag
Vanuit de gedachte dat lokale overheden dichter bij hun inwoners staan dan de landelijke overheid, kregen gemeenten in 2015 meer verantwoordelijkheid en vrijheid om inwoners inkomensondersteuning te bieden. Op verzoek van gemeenten zelf rekende het Nibud het door hen vastgestelde en uitgevoerde minimabeleid door van 20 gemeenten in het jaar 2023.
Een van de toeslagen die gemeenten verstrekken, is de individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is bij wet geregeld en zou met dezelfde hoogte en onder dezelfde voorwaarden verstrekt moeten worden in elke Nederlandse gemeente. Bijvoorbeeld de energietoeslag, die mensen met een laag inkomen tijdens de energiecrisis in 2022 en 2023 bij hun gemeente konden aanvragen.
Maar wat blijkt: in sommigen gemeente kwamen inwoners met een inkomen tot 120 procent van het sociale minimum in aanmerking in andere gemeenten tot 150 procent. Vliegenthart: ‘In de ene gemeente ontving je dus geen energietoeslag als het inkomen 130 procent van het minimum was, in de andere gemeente wel.’
‘Niet uit te leggen’
‘Gemeenten hebben sinds 2015 ontzettend veel op hun bordje gekregen,’ vervolgt de Nibud-directeur. ‘We zien dat ze heel veel doen om hun inwoners daar waar nodig financieel te ondersteunen. Tegelijkertijd moeten ze ook keuzes maken in wat ze wel en niet kunnen doen. Dat leidt soms tot verschillen tussen gemeenten, zoals bijvoorbeeld de verschillende voorwaarden die golden voor de energietoeslag.’
Het lokale minimabeleid heeft in toenemende mate een structurele vorm aangenomen. Met als doel het aanvullen van oplopende tekorten bij huishoudens die op of rond het sociaal minimum leven. Voor het Nibud is de omvang van de ontstane verschillen onbestaanbaar en niet uit te leggen aan de inwoners om wie het gaat.
Het instituut verwacht de komende jaren (met het ‘ravijnjaar 2026 voorop’) dat bezuinigingen op het gemeentefonds de verschillen tussen gemeenten alleen maar verder zullen vergroten. ‘Dat vraagt om een herziening van de uitgangspunten van de taakverdeling tussen Rijk en gemeenten.’
Basis op orde
Het Rijk moet zorgen dat de basis op orde is. Oftewel dat het inkomen van burgers voldoende is om de minimaal noodzakelijke uitgaven te kunnen doen, aldus het Nibud. Op deze manier verdwijnt de wildgroei aan inkomensondersteunende regelingen, die per gemeente kunnen verschillen en die zelfs binnen één gemeente door verschillende organisaties kunnen worden uitgevoerd.
Voor gemeenten is het geruststellend dat inwoners via landelijke regelingen voldoende inkomen ontvangen, zij kunnen hun focus verleggen naar maatwerk én naar de kwetsbaarste mensen die door hun persoonlijke omstandigheden financiële problemen blijven houden.
VNG: Rijk is aan zet
De VNG sluit zich aan bij de oproep van Nibud: ‘Het Rijk moet de basis verzorgen, zodat gemeenten het benodigde en aanvullende maatwerk kunnen leveren.’ Het voelt voor Marianne van der Sloot, wethouder Den Bosch en actief voor de VNG, als de omgekeerde wereld. Het Rijk is verantwoordelijk voor een sociaal minimum, benadrukt ze.
‘Daar vallen gaten, daar moet het gebeuren. Gemeenten en lokale maatschappelijke organisaties zetten alles op alles om hun inwoners te helpen, en geven daar eigen middelen aan uit. Zonder die inzet is een toereikend inkomen om van rond te komen en mee te doen helemaal onbereikbaar. Het Rijk is nu aan zet,’ aldus Van der Sloot.
Samen stappen zetten
De VNG en de betrokken bewindspersonen stemmen af hoe ze de gedeelde ambities op het gebied van bestaanszekerheid haalbaar en uitvoerbaar kunnen maken. ‘Dit bespreken we vanuit de verantwoordelijkheden tussen de rijksoverheid en gemeenten. We willen graag stappen zetten op het borgen van bestaanszekerheid, nu en op de lange termijn.’
Samen met lokale maatschappelijke partners zetten gemeenten zich volgens Van der Sloot keihard in om passende hulp en ondersteuning te bieden. ‘Zonder die inzet leven inwoners nog verder onder het bestaansminimum.’
Geef een reactie