Er zitten bijna tienduizend leerplichtige kinderen thuis, waaronder ruim vijfduizend die door hun gemeente zijn vrijgesteld om naar school te gaan wegens een lichamelijke of geestelijke beperking
Vandaag publiceerde het ministerie van Onderwijs de cijfers over voorgaand schooljaar (2014-2015). Vergeleken met voorgaande jaren is het aantal ‘spijbelaars’ nauwelijks gedaald, ondanks maatregelen als passend onderwijs, waardoor iedereen een plek op school moest krijgen.
Gemeenten verantwoordelijk
Een jaar na invoering van de wet blijken er grote regionale verschillen in aantallen thuiszitters. Uit de gegevens blijkt verder dat er grote verschillen zijn tussen de gemeenten in absoluut verzuim, langdurig relatief verzuim en vrijstellingen. In de ene gemeente ligt het verzuim vele malen lager dan in de andere. Dat laat zien dat het mogelijk is om op lokaal of regionaal niveau het verschil te maken en daadwerkelijk resultaten te boeken. Volgens staatssecretaris Dekker zijn dáár zijn de verantwoordelijkheden belegd (leerplicht, zorgplicht, dekkend aanbod, jeugdhulp) en dáár kan een passend aanbod worden gerealiseerd. Het ministerie heeft twee soorten verzuim. Relatief verzuim, waarbij kinderen wel staan ingeschreven op een school, maar die school voor kortere of langere tijd niet bezoeken. En absoluut verzuim, voor kinderen die niet staan ingeschreven op een school. Binnen de groep relatief verzuim zitten zowel kinderen die spijbelen als kinderen die voor een langere periode (vier weken of langer) helemaal niet naar school gaan.
Het aantal leerlingen dat vanwege religieuze bezwaren niet meer naar school hoeft, is gestegen van 575 in 2013-2014 naar 619 afgelopen schooljaar.
Geef een reactie