Scholen en gemeenten werken in regionaal verband samen om voortijdig schoolverlaten terug te dringen. De ervaringen zijn overwegend positief, zo blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). De nieuwe manier van werken leidt echter wel tot meer werkdruk en de financiële middelen bij gemeenten schieten tekort.
Sinds 1 januari 2019 is de nieuwe wet voor regionale samenwerking bij voortijdig schoolverlaten van kracht. Voor die tijd hebben diverse regio’s hier al ervaring mee opgedaan. Afgelopen najaar onderzocht de RUG op verzoek van minister Van Engelshoven van Onderwijs de voortgang van deze regionale samenwerking.
Meer aandacht
De meeste scholen en Regionale Meld- en Coördinatiepunten (RMC) denken nu meer kwaliteit te kunnen leveren. Zo geeft men aan dat de samenwerking is verbeterd en de rol van RMC hierin is vergroot en versterkt. Met de nieuwe maatregelen is er meer aandacht gekomen voor jongeren in een kwetsbare positie, die eerder niet onder het voortijdig schoolverlatenbeleid vielen.
Betrokken scholen en RMC-coördinatoren van gemeenten tonen zich tevreden over deze uitbreiding van de doelgroep volgens RUG-onderzoeker Mandy van der Gaag. ‘Bovendien hebben RMC-coördinatoren nu meer verantwoordelijkheden gekregen, waardoor ze uiteindelijk meer kunnen betekenen voor jongeren. Wel blijkt het lastig om de jongeren in een kwetsbare positie goed te volgen. Zij vallen onder verschillende instanties en het is vaak niet mogelijk om gegevens tussen die instanties uit te wisselen. Dat maakt het voor de RMC-coördinator moeilijk om zo’n jongere goed te helpen.’
Knelpunten
Een ander knelpunt van de RMC-regio’s is het beschikbare geld. Hoewel de verdeling ervan in de regio’s veelal goed gaat, ervaart een meerderheid van de gemeenten volgens het onderzoek een tekort aan financiële middelen. Over de toereikendheid van het geld en de wens om de doelgroep van het nieuwe beleid te verruimen naar alle jongeren onder de 27 jaar, gaat Van Engelshoven met scholen en gemeenten nader in overleg. Ook over andere knelpunten die naar voren komen uit het onderzoek, zoals de werkdruk van RMC-coördinatoren van contactgemeenten, gaat de minister in gesprek.
Analyse
Verder maakt Van Engelshoven zich zorgen over het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) dat in het schooljaar 2017-2018 is gestegen naar 25.574. ‘De doelstelling van jaarlijks maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers in 2021 komt hiermee verder uit beeld,’ schrijft de bewindsvrouw in een toelichting. ‘Om te bepalen wat nodig is verricht ik nadere analyses naar de oorzaken van de toename. Ik zal scholen, instellingen en gemeenten ook vragen zelf een diepgaande analyse te maken van de uitval en vooral van de achterliggende oorzaken ervan.’
Vierjarig programma
De minister komt naar aanleiding daarvan ‘rond deze zomer’ met eventuele aanvullende of aangepaste maatregelen. Onderwijs en de gemeenten hebben dan volgens haar ruim de tijd om zich voor te bereiden op het maken van nieuwe vierjarige regionale programma’s met maatregelen voor de aanpak van vsv en begeleiding van jongeren in een kwetsbare positie. Deze lopen na het schooljaar 2019-2020 af. ‘In de tussentijd gaan we door met de huidige aanpak,’ schrijft Van Engelshoven, ‘zowel preventief als curatief. Onderwijs en gemeenten blijven hier in hun verantwoordelijkheid nemen.’
Geef een reactie