Het aantal huishoudens dat vier jaar of langer van een inkomen onder de lage-inkomensgrens moest rondkomen is in 2015 met 27.000 toegenomen. Het gaat om 221.000 huishoudens. Een op de twaalf eenoudergezinnen met minderjarige kinderen leeft al minstens vier jaar achtereen onder de armoedegrens. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe, herziene cijfers. Inkomensgegevens van 2016 zijn nog niet bekend.
Het totaal aantal huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens is in 2015 nagenoeg gelijk gebleven. In 2014 daalde het aantal huishoudens met een laag inkomen nog met 21.000. Eenoudergezinnen met minderjarige kinderen lopen het meeste risico op armoede. De kans is wel iets gedaald, deels door de verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders in 2015, waardoor de koopkracht van alleenstaande ouders met betaald werk toenam.
Lage-inkomensgrens
Het CBS maakt voor het meten van armoede gebruik van de lage-inkomensgrens. Deze grens lag in 2015 op 1030 euro per maand voor een alleenstaande en op 1930 euro voor een echtpaar met twee kinderen. Het CBS spreekt niet van arme huishoudens, maar van huishoudens met een laag inkomen of met risico op armoede.
Minderjarige kinderen
In totaal groeiden in 2015 ruim 320.000 minderjarige kinderen op in een huishouden met een laag inkomen. Voor 125.000 van hen was dit het vierde jaar achtereen, 8 duizend meer dan in 2014. Vier op de tien van deze kinderen groeiden op in een eenoudergezin en zes op de tien maakten deel uit van een bijstandsgezin.
Geef een reactie