Er valt nog flink wat te verbeteren in schuldhulpverlening door gemeenten volgens lector Armoede Interventies Roeland van Geuns. “Het is vooral een kwestie van geld en prioriteiten stellen. En het inzetten van meer, goed gekwalificeerde mensen.”
Van Geuns is als lector Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam al jarenlang betrokken bij onderzoek naar armoede en schuldhulpverlening en projecten gericht op effectiviteit en professionalisering. Lees ook het interview over schuldhulpproblematiek.
Van Geuns deelt zijn tips en ervaringen voor gemeenten hier:
Prioriteit- en geldkwestie
Het verbeteren van schuldhulpverlening is vooral een kwestie van prioriteiten stellen. Er zijn zoveel zaken in een gemeente die ook belangrijk zijn en waar geld aan uitgegeven moet worden, zoals nieuwe wegen. Er moeten keuzes gemaakt worden. Op het niveau van gemeenten zie je dat ze er liever niet te veel geld aan uitgeven, dat gaat naar andere projecten. Schuldhulp moet een grotere prioriteit krijgen waardoor er meer geld voor beschikbaar komt. Dat dat loont lieten we enkele jaren geleden al zien in het onderzoek ‘Schuldhulpverlening Loont!’.
Meer mensen
Van Geuns ziet dat op heel veel plekken de workload te groot is, de werkdruk te hoog. Een concrete oplossing is toch meer, goed gekwalificeerde mensen binnen de gemeente inzetten op schuldhulpverlening. Dat kost ook geld, maar levert ook meer op. Omdat erg ingezet wordt op preventie en vroeg ingrijpen zijn die mensen misschien over vier jaar niet meer nodig, waardoor ze nu niet worden aangenomen. Maar dan verplaats je de problematiek, eerst moet de problematiek van nu weggewerkt worden en daar zijn nú extra mensen voor nodig.
Hogere beloning
Het is een complex pakket aan werkzaamheden waar schuldhulpverleners mee te maken hebben. Je moet met mensen en geld kunnen omgaan en kunnen onderhandelen met schuldeisers, dat vraagt een hoog professioneel niveau en de beloning moet er dan ook naar zijn. Het is jammer dat gemeenten daar vaak niet het geld voor willen uitgeven, want juist daar ligt denk ik een structurele oplossing.
Professionalisering
Ook de kwaliteit van het werk kan echt veel beter. Staatssecretaris Klijnsma heeft niet voor niets 7,5 miljoen uitgetrokken voor de professionalisering van schuldhulpverlening. De betrokken ambtenaren moeten meer methodisch werken en schuldhulp niet alleen als een technisch-juridische activiteit zien, het eerste deel begint met de burger, hoe ga je het gesprek aan zonder oordeel? En zo moeten wijkteams ook getraind worden in gesprekken over financiën. Ze zijn een goed eerste aanspreekpunt en hebben een signaleringsfunctie. Maar ze hebben vaak een ‘maatschappelijk werk’ achtergrond, geen financieel-juridische.
Meer aandacht vervolgtraject
“Vroeg Eropaf” is een beetje het model aan het worden. Het is vele malen effectiever dan niks doen, als een eerste stap in het totaalpakket, maar werkt ook nog niet goed genoeg. Nadat de gemeente een seintje krijgt van bijvoorbeeld een energieleverancier over achterstallige betalingen of andersom komt er vaak toch geen contact tot stand. We weten niet goed wat er dan mee gebeurt.
Er is veel aandacht voor het binnenhalen van mensen in het hulptraject en de snelheid in het begin, maar juist in het vervolgtraject vallen veel mensen uit. In de ene gemeente meer dan in de andere. De snelheid en effectiviteit van in het begin moet je als gemeente vasthouden, niet alleen naar schuldenaars, maar ook naar schuldeisers toe. Actie ondernemen en afspraken maken voor een betalingsregeling. Dat proces werkt vaak veel te traag, tenzij je het anders in gaat richten.
Naming and shaming
Het blijft lastig dat de overheid het beleid bepaalt en de gemeente moet uitvoeren. Als het niet werkt krijgen gemeenten de schuld. Vanuit wetgeving alleen kan en zal er geen oplossing komen en er wordt – gelukkig – ook niet direct ingegrepen vanuit het Rijk in de gemeentelijke uitvoering. Wel zouden acties van het rijk om de eigen positie als schuldeiser aan te passen zeer wenselijk zijn. Dat geldt ook voor andere crediteuren zoals banken en corporaties, als zij hun beleid niet aanpassen blijft schuldhulp ‘dweilen met de kraan open’.
Maar waar gemeenten willens en wetens niet doen wat ze vanuit hun verantwoordelijkheid moeten doen, dan mag dat zeker naar buiten komen door ‘naming and shaming’. Een corporatie mag over een gemeente die niet meewerkt roepen in de pers om er de aandacht op te vestigen, als er niks uit eerdere gesprekken komt uiteraard. En andersom mag een wethouder ook in de lokale pers over de corporatie vertellen die tegenwerkt.
Geef een reactie