Begin maart behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening. De gemeenten krijgen dan een centrale vrije rol, maar de rechters kijken ondertussen kritisch mee.
– Serie Schuldhulpverlening – Nadja Jungmann
Als de Staten-Generaal goede zin heeft, kon de invoering van de wet wel eens snel gaan. Dat is spannend want er speelt nogal wat in dit veld. Enerzijds nemen de aanvragen zowel in aantal als in complexiteit al jaren toe. Anderzijds leiden ontwikkelingen in de velden van invordering en incasso ertoe dat de opstelling van crediteuren steeds harder wordt. En in het midden staan gemeenten die als intermediair zoeken naar oplossingen.
Door schuldregelingen te treffen, proberen zij schuldsituaties op te lossen. En in situaties waarin dat te hoog gegrepen is, zoeken zij naar manieren om de maatschappelijke kosten te beperken. Dit alles in een context waarin er door het wegvallen van tijdelijke middelen en bezuinigingen door de gemeenten en het rijk er op tal van plaatsen flink bezuinigd wordt.
Naar een nieuwe wet
Hoe bezuinig je als je binnenkort wettelijk verplicht bent om schuldhulpverlening aan te bieden aan al je inwoners? Durf je te investeren in schuldpreventie? Ook als je op voorhand niet weet wat het gaat opleveren? Wat dragen nieuwe spelers zoals vrijwilligers of beschermingsbewindvoerders bij? Nemen zij werk uit handen of zorgen ze vooral voor afleiding van waar het echt om gaat? En wat betekent het als je inzet op (hoge) zelfredzaamheid? Minder werk doordat je de schuldenaar niet al het werk uit handen neemt? Maar wat doe je dan als iemand toch niet zo zelfredzaam bleek en de uithuiszetting is nabij? Vang je hem dan toch weer op?
Dit zijn vragen waar de gemeenten en uitvoerders van schuldhulpverlening momenteel mee worstelen. In de opmaat naar de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer behandel ik de komende weken onderwerpen die te maken hebben met bovenstaande vragen of het wetsvoorstel. Het idee is om in de week van de kamerbehandeling te komen tot een afsluiting waarin ik de resultaten van de plenaire behandeling combineer met inzichten die bijdragen aan effectieve en efficiënte schuldhulpverlening. Het afsluitende stuk heeft als doel managers en beleidsmedewerkers verder te helpen in de doorontwikkeling van de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Vrijwillig is niet vrijblijvend!
In dit eerste deel om te beginnen aandacht voor de inzet van gemeenten bij schuldhulpverlening en hun relatie tot het recht. Een van de meest opvallende kenmerken van de gemeentelijke schuldhulpverlening is het belang van vrijwilligheid. De gemeente kan alleen een schuldregeling treffen als zowel de schuldenaar als zijn gemiddeld 17 crediteuren daar vrijwillig mee instemmen. Bij (te) veel gemeenten wordt het idee van vrijwilligheid verward met vrijblijvendheid.
Na jarenlang werken in de luwte van het recht, komt de schuldhulpverlening steeds meer in het vizier van onder meer de rechtbanken. En tot de onterechte verbazing van velen blijkt dan dat de rechtbank iets vindt van de uitvoering. Een van de grote gemeenten beet ruim een jaar geleden hier het spits mee af. Een wachttijd van 16 maanden werd door de rechter afgestraft door geen moratorium toe te staan (lees: bevriezen invorderingsacties crediteuren). De schuldenaar kon er niets aan doen maar werd wel de dupe.
Een andere gemeente werd door de rechter veroordeeld om een niet saneerbare Cjib-boete te betalen; er was aan de schuldenaar onvoldoende duidelijk gemaakt dat hij deze vordering wel volledig moest betalen. En eveneens vorig jaar boden de minister van justitie en de Hoge raad opeens een bypass aan onder meer bewindvoerders Wsnp om het minnelijk traject uit te voeren, minnelijke middelen toe te passen en waar nodig een 285 verklaring (toelatingsticket Wsnp).
Omgekeerd zoeken gemeenten ook steeds vaker de rechter. Een aantal crediteuren werd het afgelopen jaar veroordeeld in de kosten die gemeenten maakten om een schuldregeling te kunnen treffen. Bijvoorbeeld in de situatie waarin de gemeente kosten maakte om een crediteur middels een procedure voor gedwongen medewerking alsnog tot medewerking te dwingen.
Wat leren deze ontwikkelingen ons?
De belangrijkste les is dat het recht een steeds belangrijkere rol speelt in de uitvoering van de schuldhulpverlening. Niemand zit te wachten op een golf rechtszaken. Maar een wat meer verspreid inzicht in de wederzijdse verplichtingen in dit veld waar vrijwilligheid en vrijblijvendheid nog wel eens worden verward, is zo gek nog niet. Zeker niet als de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening straks in werking treedt en schuldenaren naast de lokale klachtenprocedure ook de gang van beroep- en bezwaar als weg krijgen.
Heldere spelregels en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling zijn immers basisvoorwaarden voor een effectief en efficiënt werkend veld. En als daarvoor nodig is dat we de komende tijd de rechter zo af en toe vragen om zich eens tegen ons veld aan te bemoeien, dan kon dat wel eens een hele waardevolle investering zijn om de uitvoering en effectiviteit naar een hoger plan te tillen.
Nadja Jungmann is lector rechten, schulden en invordering aan de Hogeschool Utrecht. Daarnaast werkt zij als organisatieadviseur. In die rol houdt zij zich vooral bezig met strategische en bedrijfsvoeringsvraagstukken in het sociaal domein.
Geef een reactie