Een nieuw wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat schuldenaren niet alleen in theorie maar ook in de praktijk een minimuminkomen overhouden om van te leven.
Schuldenaren hebben ook geld nodig om te leven. Deze ‘beslagvrije voet’ is wettelijk verankerd, maar wordt lang niet altijd gehandhaafd.
Minimum
Staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie doen daarom het wetsvoorstel ‘Vereenvoudiging van de beslagvrije voet‘. Daarmee willen ze ervoor zorgen dat schuldenaren niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk een minimuminkomen overhouden. Naar schatting tienduizenden huishoudens met schulden leven namelijk onder het bestaansminimum doordat de beslagvrije voet te laag wordt ingeschat.
Simpeler
Het wetsvoorstel maakt het voor beslagleggende partijen simpeler om te berekenen welk inkomensdeel zij met rust moeten laten. Nu nog zijn ze daarvoor afhankelijk van een veelheid aan informatie van de schuldenaar. In de nieuwe situatie komt de benodigde informatie niet meer van de schuldenaar, maar via bestaande registraties.
Aanspreekpunt
Ook regelt het wetsvoorstel dat bij mensen die te maken hebben met meerdere beslagleggende partijen, de afstemming beter verloopt. De schuldenaar heeft dan één duidelijk aanspreekpunt: de innende deurwaarder. Die berekent de beslagvrije voet, legt die voor aan de schuldenaar die kan controleren of het klopt, en deze geldt dan voor alle innende partijen. Dat betekent een einde aan verschillende berekeningen en het tornen aan het bestaansminimum.
Klijnsma wil deze beslagvrije voet voor het einde van deze kabinetsperiode graag goedgekeurd zien door het parlement.
Geef een reactie