Er zijn flinke verschillen tussen gemeenten als het gaat om de uitvoering van het VN-verdrag Handicap. Een betrokken bestuurder bepaalt vaak de mate van succes.
Dit blijkt uit de vijfde flitspeiling naar de uitvoering van het VN-verdrag Handicap door gemeenten. Het verdrag is sinds 2016 van kracht. Kennisorganisatie Movisie en de VNG meten elk jaar hoe het in gemeenten is gesteld met de uitvoering van het verdrag. Ook uit eerdere peilingen kwamen flinke verschillen tevoorschijn.
Zo zijn er gemeenten die al jaren flink aan de weg timmeren. Zij hebben bijvoorbeeld een Lokale Inclusie Agenda opgesteld en voeren die ook daadwerkelijk uit. Verder betrekken deze gemeenten relevante lokale maatschappelijke organisaties bij de uitvoering, inclusief lokale ervaringsdeskundigen. ‘Maar er zijn ook gemeenten die nog niets hebben ondernomen,’ zo staat in de peiling. ‘En allerlei varianten daartussenin.’
Bevlogen bestuurder als succesfactor
De aanwezigheid van enthousiaste en betrokken bestuurders blijkt een belangrijke factor voor succes. Gemeenten met gemotiveerde bestuurders en ambtenaren die het belang van het verdrag onderkennen, blijken het goed te doen. Gemeenten die serieus werk maken van het verdrag zetten vooral in op bewustwording en het betrekken van ervaringsdeskundigen. Dat laatste blijkt in de praktijk vaak wel lastig, het kost soms veel moeite om deze inwoners te vinden en te behouden.
De benodigde uitvoeringscapaciteit kan bij de uitvoering van het verdrag eveneens knellen. Daarnaast geven gemeenten aan dat op sommige terreinen landelijke wet- en regelgeving, of juist de afwezigheid daarvan, de implementatie van het verdrag in de weg staat.
In de gemeente Stein, de ‘Meest Toegankelijke Gemeente van Nederland 2021’ weten ze ook dat onderkenning van het belang van inclusie de meeste winst oplevert. ‘Net als de wil om te luisteren naar ervaringsdeskundigen.’
Praktijkvoorbeelden
Bij gemeenten bestaat er veel behoefte aan beschikbare praktijkvoorbeelden die laten zien hoe je invulling kunt geven aan het verdrag op specifieke beleidsvelden, zoals mobiliteit, fysieke toegankelijkheid, zorg, arbeidsmarkt en onderwijs. Meer dan zestig procent geeft aan dat graag te willen. Daarnaast zouden gemeenten meer ervaringen willen uitwisselen.
Een aantal gemeenten kan al dienen als praktijkvoorbeeld. Zo timmert gemeente Huizen aan de weg met hulp van ervaringsdeskundigen. Utrechters kunnen een live videoverbinding maken met een gebarentolk. In Haarlem was er een Jaar van de Toegankelijkheid. De gemeente Hardenberg werd eerder uitgeroepen tot meest toegankelijke gemeente, en Breda won een Europese prijs.
Kleinere gemeenten hebben meer moeite
Uit de peiling van Movisie en VNG kwam verder naar voren dat vooral kleinere gemeenten met minder dan 25.000 inwoners moeite hebben met de uitvoering van het verdrag. Ook blijkt uit de enquête dat de meerderheid van de gemeenten de uitvoering van het VN-verdrag Handicap in een breder inclusiebeleid plaatst. Verder hebben gemeenten veel aandacht voor digitale toegankelijkheid.
VN-verdrag Handicap
Twee miljoen Nederlanders hebben een beperking, ze zijn bijvoorbeeld slechtziend, blind of doof, hebben een lichamelijke of verstandelijke beperking of psychische problemen. Het doel van het VN-verdrag Handicap is dat de positie van mensen met een beperking verbetert. Het gaat uit van een sociaal model dat zich richt op het wegnemen van drempels die deelname aan het maatschappelijk leven verhinderen.
Francinia Steenstra says
Die controles zijn okay. Maar niet erg bekend bij de cliënten van de WMO. En er moet meer druk op komen te staan.
Een voorbeeld:
een bewoonster heeft een rolstoel nodig voor ziekenhuis bezoek en om met de taxibus te kunnen reizen. Maar zij heeft ook een scootmobiel nodig om boodschappen te kunnen doen en voor haar ontspanning. En om op bezoek te gaan, want haar rolstoel is te breed voor de meeste voordeuren.
De rolstoel moet enorm aangepast worden. En haar toegang moet aangepast worden. Zij heeft hEDS, een ziekte die de WMO in haar woonplaats niet kent.
Er gaan 5 dingen fout bij de WMO, waardoor haar ziekte ernstig progressief is geworden.
1- De WMO beweert, dat zij niets mogen opzoeken over haar ziekte volgens het VN verdrag. Ook geen algemene informatie. Daardoor snappen zij niets van de klachten.
2- De WMO beweert, dat zij maar 1 hulpmiddel kan krijgen volgens het VN verdrag, ongeacht het feit dat ze dan geen sociaal leven heeft.
3- De onafhankelijke clientondersteuner die zij kreeg, was niet onafhankelijk.
4- De WMO kiest er steeds voor om de leverancier te steunen, die ook de ziekte niet kent en enorme fouten maakt. (Medipoint) De ervaringen en kennis van de patiënt worden in de laatste aanvraag rondes al 7 jaar van tafel geveegd terwijl ze haar ziekte heel goed heeft bestudeerd en al haar hele leven heeft.
5- Sinds 2020 kan zij ook met haar scootmobiel nergens meer naartoe. Met de taxibus kan zij niet meer reizen omdat ze sinds 2020 zelf het trapje op moet kunnen. Dat kan zij niet. Evenmin kan ze in een gewone stoel zitten.
In het verleden had zij wel een scootmobiel én een rolstoel. En bij haar vorige woning een berging voor beiden. Maar op 5 januari 2006 werd haar laatste passende rolstoel weggehaald. Ondanks dat ze een rolstoel- aangepaste woning heeft.
Zij breekt haar rug in haar onderrijdbare aangepaste keuken omdat zij geen rolstoel meer heeft.
De bewoner kan nergens heen meer. Hoostens kan zij op een goede dag een paar minuten rijden met haar scootmobiel in haar afgelegen woonwijkje. Maar die goede dagen heeft ze nog maar zelden.
Ze heeft geen familie.
Wanneer haar ID kaart verloopt, helpt de gemeente ook niet. Dan vervalt zelfs haar recht op Wajong en thuiszorg. Zij weet niet waar ze nog terecht kan. Heeft vanalles geprobeerd en is nu geestelijk op.
Dat de WMO dingen beweert die niet in het verdrag staan, vind ik onbegrijpelijk. Het verdrag is duidelijk genoeg.
Het gaat hier om de gemeente Den Haag.