De lokale, integrale preventie-aanpak voor kinderen (JOGG) helpt om een gezondere leefomgeving voor kinderen te creëren. Zowel op de korte als lange termijn. Dit blijkt uit onderzoek van onder andere het Mulier Instituut.
Samen met onderwijs, kinderopvang, sport, welzijn en bedrijfsleven werkt JOGG (Gezonde Jeugd, Gezonde Toekomst) in een gemeente aan een aanpak voor het gezonder maken van de fysieke en sociale omgeving. Denk aan meer waterpunten en aan fruit en gezonde producten in de kantine. In elke gemeente wordt een op maat gesneden JOGG-aanpak gemaakt,die is toegespitst op de lokale situatie. Inmiddels zijn 221 gemeenten aangesloten en was de organisatie in 2023 actief in ongeveer 9.100 buurten. Aansluiting bij de organisatie is gratis.
Het rapport ‘Stap voor stap naar een gezonde samenleving voor kinderen en jongeren; lessen uit de JOGG-aanpak’ is gebaseerd op onderzoek om de opbrengsten van de aanpak inzichtelijk te maken. Het onderzoek is tussen 2020 en 2023 uitgevoerd door een consortium van onderzoekers vanuit het Mulier Instituut, Amsterdam UMC (locatie VUmc) en ErasmusMC.
Korte en lange termijn
Op korte termijn creëerde de aanpak in de onderzochte gemeenten draagvlak onder stakeholders om bij te dragen aan het gezond inrichten van de omgeving van kinderen en jongeren, zo is de conclusie. Daarnaast zijn gezamenlijke acties en interventies ontwikkeld en uitgevoerd. Op de lange termijn bewegen gemeenten naar een gezondere leefomgeving, aldus de onderzoekers.
Duurzame verandering
‘Het groeiende draagvlak en succeservaringen met concrete projecten dragen bij aan aanpassingen in het beleid van betrokken organisaties en borging van projecten voor de toekomst,’ zo schrijft JOGG. ‘Doordat steeds meer stakeholders verantwoordelijkheid nemen en meewerken, worden gezonde keuzes in de leefomgeving van kinderen en jongeren steeds meer de norm. Dit draagt bij aan duurzame verandering richting een gezonde samenleving.’
Aanbevelingen voor stakeholders
In het onderzoek wordt de aanbeveling gedaan ‘om veranderingen in de leefomgeving vooral plaats te laten vinden bij stakeholders voor wie de JOGG-aanpak past bij hun ambities, zoals scholen, kinderopvang en maatschappelijke organisaties’. De aanpak kan daarnaast verder worden versterkt door meer in te zetten op andere stakeholders, zoals supermarkten en horeca. Ook de landelijke overheid kan helpen de lokale JOGG-inzet te versterken en de impact verder te vergroten.
Breed onder de aandacht
Staatssecretaris Van Ooijen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stuurde recent een brief hierover naar de Tweede Kamer. Naast het Mulier instituut, deed ook het RIVM onderzoek naar het effect van de JOGG-aanpak en kwam met het rapport ‘Update van de impact van de JOGG-aanpak op overgewicht en beweeggedrag bij kinderen en jongeren’.
Vervolgstudie
Het RIVM-onderzoek is een vervolgstudie op eerder onderzoek naar het effect van de JOGG-aanpak op overgewicht en beweeggedrag van kinderen en jongeren. Hieruit bleek dat in het vierde jaar na invoering het aantal kinderen tussen 2 en 19 jaar met overgewicht in een JOGG-buurt 9 procentpunt lager was dan bij degenen die niet in zo’n buurt woonden. ‘Dit verschil was echter niet statistisch significant’, aldus het RIVM. Ook bleek dat jongeren in deze leeftijd in de buurten met de aanpak niet vaker voldeden aan de Beweegrichtlijn.
Geen significante verschillen
Daarom kwam er een vervolg om meer inzicht te krijgen in de ontwikkelingen op langere termijn. De onderzoekers keken naar verschillen in overgewicht en beweeggedrag tussen buurten met en zonder de JOGG-aanpak, tot en met 8 jaar na de invoer. De resultaten laten in de eerste jaren een iets lager percentage overgewicht bij kinderen van 2–19 jaar zien in de JOGG-buurten, maar niet op de langere termijn. ‘In alle jaren zijn er geen significante verschillen te zien. Dit geldt ook voor het voldoen aan de Beweegrichtlijnen bij jongeren van 12–19 jaar.’
Het RIVM geeft aan dat het mogelijk is dat na een aantal jaren de intensiteit en aandacht voor de JOGG-activiteiten afneemt, waardoor het effect op langere termijn ook afneemt. Ook is er maar een klein deel van het totaal aantal kinderen in een buurt meegenomen in het onderzoek.
‘Niet allesomvattend’
Van Ooijen benoemt dat BMI en beweeggedrag twee belangrijke indicatoren zijn, maar niet allesomvattend. ‘De mogelijke effecten op andere vlakken, zoals sociale en mentale gezondheid of veranderingen in voedingspatronen en kleine veranderingen in beweeggedrag hebben zij niet in deze studie meegenomen.’ Het onderzoek verschilt daarmee van dat van het Mulier Instituut, waar wel breder naar het effect werd gekeken en andere variabelen werden gebruikt dan alleen overgewicht en beweeggedrag.
Meer onderzoek nodig
De demissionair staatssecretaris gaat in gesprek met JOGG om de aanpak verder te verbeteren, vooral op langere termijn. Ook klopt hij aan bij het RIVM ‘om op basis van de aanbevelingen in het onderzoek te bespreken hoe zo goed mogelijk zicht te krijgen op de verbeteringen die worden doorgevoerd en deze waar nodig te monitoren’.
Geef een reactie