Re-integratie van mensen met een bijstandsuitkering mag niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Gemeenten zouden in hun beleid en werkinstructies meer aandacht moeten besteden aan het risico op verdringing.
Dat concludeert de Inspectie SZW in het rapport ‘Gemeentelijke aandacht voor verdringing bijstandsgerechtigden’. Om verdringing te voorkomen is voor participatieplaatsen en de tegenprestatie wettelijk bepaald dat het werk van de bijstandsgerechtigde additioneel moet zijn. Dat wil zeggen dat de werkzaamheden zijn toegevoegd aan het primaire productieproces in een organisatie. Voor andere re-integratie instrumenten is deze eis niet in de wet opgenomen, maar geldt als algemene norm dat zij niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Activiteiten
Van verdringing is sprake als de arbeidsmarkt wordt verstoord door het handelen van de gemeente, zonder dat daar een groter publiek belang mee wordt gediend. Dit is vaak niet makkelijk vast te stellen. Het speelt bijvoorbeeld als bijstandsgerechtigden voor langere tijd bijdragen aan primaire productieactiviteiten zonder dat dit bijdraagt aan hun eigen re-integratie. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met de aard van het werk, maar ook met de duur van het traject.
Criteria
Slechts enkele gemeenten hanteren criteria waaraan de inzet van een bepaald instrument moet voldoen. Voorbeelden hiervan zijn dat er het laatste half jaar niemand is ontslagen op een soortgelijke functie, dat er minstens één ongesubsidieerde medewerker in het bedrijf is voor de dagelijkse begeleiding of dat een instrument alleen voor een bepaalde maximale duur mag worden ingezet. Zulke criteria geven houvast aan klantmanagers en zijn dus zeer gewenst.
Verder lezen?
Wilt u meer weten over hoe gemeenten verdringing door bijstandsgerechtigden kunnen voorkomen? Neem dan een introductie abonnement op Sociaal Bestek >>
Geef een reactie