Integraal werken. Wie wil dat niet? “Bestuurders en ambtenaren zien win win-situaties, maar samenwerking komt vaak moeizaam van de grond.”
Verwachtingen te over, schrijft onderzoekster Judith van der Veer in haar bijdrage aan het boek Bouwplaats lokale verzorgingsstaat. Momenteel is het meer dan ooit van belang dit “hoera-begrip” in de praktijk te brengen.
“Ik zal betogen dat een integrale beleidsaanpak niet alleen vraagt om bestuurlijke hervormingen, maar bovenal om ruimte voor experimenten”, begint Van der Veer het hoofdstuk over “spelenderwijs ontschotten”.
Onderzoek onder managers van sociale diensten leert dat 70 procent van hen mensen in de Wet werk en bijstand willen inzetten voor lokaal welzijnswerk, maar dat slechts 30 tot 40 procent van hen dit ook daadwerkelijk in de praktijk brengt, waarschuwt de onderzoekster. Als ze het al doen, dan meestal niet structureel. “Bestuurders en ambtenaren zien win win-situaties, maar samenwerking komt vaak moeizaam van de grond.”
Doos van Pandora
Integraal werken? Dat lukt zelden. Dat “staat in schril contrast met het gemak waarmee het voornemen van integraal beleid in nota’s wordt opgeschreven. Tijdens de uitwerking naar concrete beleidsprogramma’s en werkbare bestuurlijke afspraken opent zich echter vaak een doos van Pandora.” Hindernissen. Knelpunten. “Integrale beleidsvoering is zeker niet onmogelijk”, schrijft Van der Veer, “maar het vraag wel om een lange adem en creativiteit”.
Bestuurders en ambtenaren wijzen vaak op de schotten in wetgeving als reden voor het niet eenvoudig van de grond komen van het integrale werken. Van der Veer is het daarmee eens. “Een verdere decentralisatie van taken naar gemeenten, waardoor financiële en inhoudelijke bevoegdheden daar komen te liggen waar voorzieningen worden verstrekt, kan een groot obstakel voor integraliteit wegnemen. Het maakt het parcours echter niet vrij van hindernissen.”
Lessen uit de praktijk
Het promotieonderzoek van de onderzoekster ging over het uitvoeren van de Wmo in onder andere de gemeenten Enschede en Almere. Als integraal werken lukt, dan meestal eerst in het klein “rondom een gemeenschappelijke probleemervaring”. Geen grand design, maar experimenten zorgden voor de samenhang tussen beleidsterreinen en wetgeving.
In Enschede leidden kleine, opeenvolgende experimenten in 2008 bijvoorbeeld tot integrale indicatiestelling vanuit een loket. Vervolgens kregen ambtenaren onderwijs in het vinden van de vraag achter de vraag. Op die manier werd efficiënter gewerkt maar er werden ook voorzieningen geregeld die beter aansloten bij de ondersteuningsbehoefte van inwoners.
Van de Veer houdt een pleidooi voor een bottom up-benadering en kleinschaligheid, maar nuanceert dit ook meteen. “Om duurzame intersectorale samenwerking tot stand te brengen zijn naast operationele ook beleidsmatige en politieke verbindingen nodig.”
Experimenten Wmo
“Hoewel de rijksoverheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een integrale beleidsvoering kunnen stimuleren door lokale experimenten te faciliteren, leren de praktijkvoorbeelden uit Enschede en Almere dat de ruimte voor experimenten niet van bovenaf moet worden dichtgetimmerd, met strak omlijnde projectopdrachten waaruit gemeenten moeten kiezen en zich op in kunnen schrijven”, is de conclusie.
“Integraliteit om de participatie van kwetsbare burgers te vergroten is daarom het meeste gebaat bij lokale ruimt voor lokale experimenten.”
Geef een reactie