Tijdens haar afscheidsrede als hoogleraar Actief Burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam noemde Evelien Tonkens vijf misvattingen over de participatiemaatschappij.
Sinds 2005 werkte Tonkens aan het ontwikkelen van kennis en begripsvorming rond actief burgerschap. Ze gaat zich vanaf mei toeleggen op de leerstoel Burgerschap en Humanisering van Instituties en Organisaties aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. In haar afscheidsrede vertelt ze wat ze met haar collega’s en studenten te weten is gekomen over de voorwaarden die een participatiemaatschappij haalbaar maken. “Over de participatiesamenleving worden namelijk rare misvattingen verkondigd”, aldus Tonkens.
Misvatting 1: De participatiesamenleving markeert het einde van de klassieke verzorgingsstaat.
Minder verzorgingsstaat zou meer burgerschap betekenen. Een hardnekkige misvatting, volgens Tonkens.
“Burgerschap komt net als andere mooie dingen niet via onbevlekte ontvangenis tot stand, maar via bloed, zweet en tranen. De meeste buurtgenoten gaan niet spontaan voor elkaar zorgen en elkaar helpen als de overheid zich terugtrekt. In algemene beschouwingen over de participatiesamenleving komen nog wel vaak de terugtrekkende overheid en het onbevlekt burgerschap naar voren. Maar lokale beleidsnota’s gaan er tegenwoordig meestal van uit dat burgerinitiatieven een product van interactie zijn. De vraag is meestal niet meer hoe de overheid zich zo snel mogelijk kan terugtrekken, maar hoe de interactie tussen burgers en bestuur het beste gestalte kan krijgen.”
Misvatting 2: De verzorgingsstaat en de participatiesamenleving zijn te begrijpen als een verdelingsvraagstuk:
hoe (her)verdelen we de taken en verantwoordelijkheden tussen overheid, burgers en markt.
“De interactie tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid, wordt vaak voorgesteld als simpelweg een kwestie van (her)verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Burgerschap en participatie gaan niet alleen om herverdeling, maar gaan ook over emoties. Wat vinden burgers hun rechten en plichten en wat ze van ander burgers en instituties mogen verwachten? Mag je je buitengesloten en miskend voelen als je in de bijstand zit, of is dat je eigen verantwoordelijkheid? Moet je als 90-jarige dankbaar zijn met de hulp of zorg die je krijgt, ook als is het veel minder dan vroeger? De herziening van de verzorgingsstaat is meer nog dan een herverdeling van taken, een hervorming van onze morele emoties: de overheid wil dat wij anders gaan voelen en oordelen. Er moet een verlangen naar onderlinge zorg ontstaan, gesteund door een verhaal over onvermijdelijke en noodzakelijke hervormingen.”
Misvatting 3: Democratie in de participatiesamenleving is doe-democratie:
moderne burgers willen niet leuteren maar aanpakken.
“De participatiesamenleving die politiek en beleid nu nastreven, is helemaal gericht op sociale participatie: meedoen. Het is vooral een oproep aan burgers om de handen uit de mouwen te steken. Bouw een onderlinge hulp-website, zet een energiecoöperatie op, begin een buurtmoestuin of doe boodschappen voor je zieke buren of je dementerende grootmoeder. Maar is dit een alternatieve democratie? Zij die buurtmoestuin beginnen doen dat niet omdat zij hierin een nieuwe vorm van democratie ontwaren, maar vaker omdat zij hun geloof in deelname aan de democratie verloren hebben. Door dit democratisch gat in de participatiesamenleving kunnen politiek en beleid zonder veel tegenspraak vanuit de samenleving bepalen wat participatie moet inhouden.”
Misvatting 4: De participatiesamenleving doen we gezellig samen
“Actief burgerschap is een populair begrip, omdat velen hopen dat het verschillen kan overbruggen. Verschillen tussen gezond en ziek, tussen weerbaar en kwetsbaar, of tussen oude en nieuwe Nederlanders. Door actief te worden in de buurt vinden mensen elkaar, ongeacht afkomst, zo is de overtuiging. Dat gebeurt soms ook, maar vaker zien we een omgekeerd mechanisme: soort zoekt soort, qua opleiding, etniciteit, leeftijd enzovoorts. Actief burgerschap is vooral een zaak van hoger opgeleide stedelingen en van inwoners van hechte kleine dorpen. Dit komt uit ons eigen onderzoek maar ook uit ander nationaal en internationaal onderzoek. Roep je op tot “actief burgerschap” en prijs je mensen die initiatieven nemen, dan bereik je vooral de mensen die het al doen. Met het applaus voor actief burgerschap wordt de sociale ongelijkheid dus groter. Het goede nieuws is dat wanneer je dit mechanisme erkent, je daar ook iets tegen kunt doen. Goede voorzieningen en goed sociaal beleid kunnen hier veel verschil maken.”
Misvatting 5: Participatie is geen kunst aan
“We weten vaak domweg niet hoe we anderen kunnen bereiken en benaderen, en we weten al helemaal niet goed hoe we op een interessante en respectvolle manier van mening kunnen verschillen. Dit onbeholpen burgerschap zien we terug in de relaties tussen mensen met beperkingen en buurtbewoners, bij jongeren die zicht niet goed raad weten met meningsverschillen en in de verhouding tussen buurtbewoners, overheid en woningcorporatie. We pleiten ervoor om burgerschap als ambacht te benaderen. Ambachtelijkheid betekent het accepteren en tegelijkertijd geduldig maar volhardend bewerken van weerbarstig materiaal; van slijpen en scherpen en soms ook meegeven.”
De participatiesamenleving is een prachtig ideaal, concludeert Tonkens. “Mits we het niet tegenover de verzorgingsstaat plaatsen, maar in het verlengde ervan. Betrouwbare, responsieve instituties en sociaal werkers hebben een centrale plaats in deze samenleving, om grotere ongelijkheid te voorkomen.”
Geef een reactie