De slogan van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is dat ‘iedereen meer mee moet gaan doen’. Maar leidt de Wmo wel tot meer participatie? En hoe dan? Promovenda Marja Jager-Vreugdenhil zocht het uit. ‘De ambities van de Wmo vind ik heel mooi. Ik vond het alleen niet vanzelfsprekend dat ze ook uitkomen.’
Impliciete beleidsredeneringen in de Wmo, maken het volgens Jager-Vreugdenhil onzeker of de ambities van de Wmo wel uit zullen komen. ‘Een voorbeeld is de aanname dat als de sociale cohesie maar oké is, dat dan automatisch de zorgkosten omlaag gaan. Maar er wordt in de wet niet beredeneerd hoe dat dan zou moeten werken. Het is geen centrale verwarming, waarbij je aan één knop draait waarna het hele huis warmer wordt.’
Casusstudies
Jager-Vreugdenhil laat in haar proefschrift aan de hand van drie casusstudies – naar de buurt, mantelzorgrelaties en kerken – zien wat wel en niet realistisch is in deze beleidsredenering.
Ze concludeert dat buurten, mantelzorgers en kerken best (meer) zorg en hulp kunnen opleveren, maar ze toont ook aan dat de overheid daar niet zonder meer op kan rekenen.
Nieuw besef
Jager-Vreugdenhil ziet echter voldoende andere groeikansen voor de onderlinge hulp en zorg, zonder dat de overheid daar een directieve rol in speelt. ‘Het kan wel, maar het is echt wennen. Het is een nieuw besef dat je als overheid of als welzijnsinstelling mensen slechts beperkt kunt beïnvloeden, maar dat ze wel degelijk veel zelf kunnen doen, als het maar aansluit bij hun eigen intrinsieke motivatie.’
Meer lezen over hoe informele zorg kan toenemen? Neem een introductieabonnement op Sociaal Bestek. En kom naar het Wmo Congres 2013 – Help burgers beter te participeren, op 15 mei in Ede, waar Jager Vreugdenhil een van de sprekers is.
Geef een reactie