Het behoud van werkgelegenheid is geen doel van social return. Toch is het een goede zaak, hoewel er nog veel te verbeteren valt. “Soms is het beleid zelfs een belemmering voor de koplopers in sociaal ondernemen.”
Column
– Maurice Essers
Uit een TNO-rapport dat in mei van dit jaar gepubliceerd werd, blijkt dat de Aanbestedingswet 2012 en de Participatiewet, die op 1 januari 2015 in werking zal treden, ertoe geleid hebben dat de verplichte inzet van werklozen en arbeidsgehandicapten in Nederland een hoge vlucht heeft genomen. In de periode van 2010 tot 2014 heeft de meerderheid van de Nederlandse gemeenten gekozen voor een dergelijk beleid van social return.
Eerder verschenen:
Het principe houdt meestal in dat bij de uitvoering van een overheidsopdracht 3 procent of 5 procent van de opdrachtwaarde moet worden besteed aan het inzetten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Maar er zijn ook varianten. Soms biedt een gemeente de mogelijkheid om de verplichte inzet van werklozen en arbeidsgehandicapten af te kopen, bijvoorbeeld door opdrachten te geven aan de sociale werkplaatsen van de gemeente. Daarbij gaat het om allerlei soorten van opdrachten, variërend van opdrachten voor taxivervoer tot opdrachten voor de uitvoering van werken.
Werkgelegenheid
Dat een beleid van social return ten koste kan gaan van het bestaande personeel (zie dit bericht) is niet verrassend. Het behoud van de bestaande werkgelegenheid is immers bij lagere overheden niet noodzakelijk onderdeel of doel van social return (bij het Rijk is het doel uitdrukkelijk wel het creëren van extra plaatsen boven de bestaande formatie). Niettemin valt een overheidsbeleid van social return toe te juichen omdat het ertoe kan leiden dat meer mensen kunnen meedoen aan de arbeidsmarkt (en daarmee aan de maatschappij). Ook valt toe te juichen dat ondernemers die effectief werklozen en arbeidsgehandicapten weten in te zetten (en die een dergelijke inzet onderdeel maken van hun bedrijfsmissie) door de overheid daarvoor beloond worden.
Sociaal ondernemen wordt zo onderdeel van de concurrentie om overheidsopdrachten, een middel voor ondernemers om zich te onderscheiden van concurrenten.
Wel is het zo dat het social return-beleid van gemeenten nog in de kinderschoenen staat. Het beleid is vaak star en biedt daardoor weinig ruimte voor de creativiteit van ondernemers. Soms is het beleid zelfs een belemmering voor de koplopers in sociaal ondernemen. De verplichte inzetnormen voor werklozen en arbeidsgehandicapten volstaan daarom niet. Varianten zullen verder ontwikkeld moeten worden en ook het toezicht op de uitvoering van de normen kan beter.
In een ideale situatie leidt het beleid ertoe dat ondernemers in steeds meer sectoren ervan overtuigd raken dat sociaal ondernemerschap, ook zonder daartoe verplichtende wetgeving, loont.
Arbeidsgehandicapten
In de praktijk werkt social return immers het best wanneer overheden en ondernemers uit overtuiging handelen zodat werklozen en arbeidsgehandicapten niet het idee hebben dat ze met de nek worden aangekeken omdat ze het werk van anderen overnemen maar dat ze hun inzet zien als een kans om een zinvolle bijdrage aan de maatschappij te leveren. Het is met het oog op een succesvol beleid ook van belang dat burgers, ondernemers en overheden meer gaan samenwerken om de voor social return vereiste netwerken te versterken en om ervaringen uitwisselen die overheden en ondernemers helpen om door het leren van elkaars best practices hun beleid te verbeteren.
Studiedag sociaal opdrachtgeverschap en sociaal ondernemen:
Opgeven voor deze studiedag over het onderwerp kan hier. Meer informatie is hier te vinden>>
Geef een reactie