Mensen die de Nederlandse taal niet spreken, uitsluiten van het recht op bijstand is niet uitvoerbaar voor gemeenten, stelt de VNG
Dergelijke regelgeving is strijdig met het gelijkheidsbeginsel. De Raad van State heeft hierover al in 2010 een advies uitgebracht.
Als mensen zich bij de gemeente melden voor een bijstandsuitkering, mag er geen onderscheid worden gemaakt tussen verschillende groepen mensen die allemaal legaal in Nederland verblijven. De Raad van State wijst op verschillende bepalingen die dit juridisch onmogelijk maken:
- artikel 26 van het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
- artikel 14 en Protocol nr. 12 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- artikel 1 van de Grondwet
Paard achter de wagen
Bovendien is Raad van State van mening dat het paard achter de wagen wordt gespannen door de eis van taalbeheersing te koppelen aan het recht op een uitkering. De kans dat iemand zonder uitkering de taal gaat leren, is vrij klein.
Zonder de minimale middelen van bestaan zullen deze mensen vooral bezig zijn met het op een of andere manier voorzien in hun onderhoud. Beheersing van de Nederlandse taal en integratie in de Nederlandse samenleving zullen weinig aandacht krijgen.
Bestaande Wwb’ers
Voor degenen die al een bijstandsuitkering hebben, ligt het anders. Er zijn geen plannen om voor deze groep taalbeheersing te koppelen aan het recht op een bijstandsuitkering. Zij kunnen wel in het kader van hun begeleiding naar werk door de gemeente verplicht worden om een Nederlandse taalcursus te volgen.
Geef een reactie