Transgender personen hebben minder vaak werk en vaak een laag inkomen vergeleken met de algemene beroepsbevolking. Gemeenten kunnen helpen door de multiproblematiek aan te pakken.
Dit staat in de publicatie ‘Transgender personen in Nederland’ van het SCP. Het onderzoek is gebaseerd op transgender personen die hun officiële geslachtsregistratie in de Basisregistratie Personen (BRP) hebben laten aanpassen. Tussen 1995 en 2015 gaat dat in totaal om 1960 Nederlanders. In 2015 steeg het aantal aanpassingen fors (van gemiddeld 80 per jaar naar 770 in 2015) als gevolg van de Transgenderwet. Hierdoor hoeven mensen aan minder medische eisen te voldoen en is het niet langer nodig om officieel langs de rechter te gaan.
Arbeidspositie
Uit het onderzoek blijkt dat transgender-Nederlanders een kwetsbare arbeidspositie hebben. Vergeleken met de algemene bevolking hebben zij vaker een laag inkomen (53% tegenover 30%), en minder vaak een positie als werknemer of zelfstandige (41% tegenover 62%). Ook hebben zij vaker een arbeidsongeschiktheidsuitkering (12% tegenover 4%), een bijstandsuitkering (11% tegenover 4%) of een andere uitkering (10% tegenover 2%). Mogelijke verklaringen voor de minder goede positie op de arbeidsmarkt zijn vooroordelen over transgenders onder werkgevers en collega’s, en verhoogde psychische en fysieke gezondheidsproblemen die het moeilijker maken om werk te vinden of te behouden.
De verschillen in arbeidspositie zijn vaak groter voor transvrouwen (biologisch geboren als man, geslachtsregistratie aangepast naar vrouw) dan voor transmannen (biologisch geboren als vrouw, geslachtsregistratie aangepast naar man). Transmannen zijn ook beter af als het gaat om hun positie voor en na de wijziging: twee jaar na de wijziging hebben zij vaker een baan en minder vaak een laag inkomen.
Multiproblematiek
Transgenders ervaren vaak problemen in verschillende leefdomeinen, zoals onveiligheid, negatieve bejegening, eenzaamheid, psychische problemen en suïcidaliteit. Bij het verklaren van problemen van transgenders is het zinnig om een levensloop perspectief te hanteren: eerdere negatieve ervaringen bleken in het onderzoek de beste voorspellers voor latere negatieve ervaringen. Dit illustreert ook het vicieuze karakter en de hardnekkigheid van de problemen.
Ook van belang is het multidimensionale karakter van de ervaren problemen: problemen op verschillende domeinen versterken elkaar en vergroten de kans op andere problemen. Bijvoorbeeld: iemand die werkeloos is én single is én geen ander sociaal netwerk heeft, maakt veel meer kans op psychische problemen dan iemand die werkloos is óf geen partner óf sociaal netwerk heeft. Ook beïnvloeden de problemen elkaar over en weer. Bijvoorbeeld: een beperkt sociaal netwerk kan tot psychische problemen leiden, die op hun beurt weer tot een beperkt sociaal netwerk leiden.
Gemeentelijke hulpverlening
Er komen drie concrete risico- en beschermingsfactoren uit het onderzoek naar voren: sociale steun, een negatieve houding tegenover het eigen trans-zijn en weerbaarheid (problemen het hoofd kunnen bieden). Transgenders die weinig sociale steun hebben, zelf negatief denken over hun eigen trans-zijn en minder sterk in de schoenen staan, zijn vaker eenzaam, minder gezond, hebben meer psychische problemen en hebben vaker aan zelfmoord gedacht.
Het onderzoek stelt dat gemeenten een rol kunnen spelen bij de hulpverlening aan transgenders. Hierbij zou het multidimensionale karakter van de problemen het uitgangspunt moeten zijn. Oftewel: gemeenten zouden programma’s, interventies en organisaties moeten ondersteunen die de onderliggende beschermings- en risicofactoren die uit het onderzoek blijken, aanpakken.
Geef een reactie