Van iemand die een beroep doet op de bijstand, kan een tegenprestatie naar vermogen worden gevraagd. In deze basisgedachte kunnen de meeste bestuurders zich wel vinden. Maar de vraag welke werkzaamheden de bijstandsgerechtigde dan uit kan voeren, is lastig te beantwoorden. Juridisch adviseur bij Stichting Stimulansz Erik Rutten weet wel raad met die vraag.
De tegenprestatie bevindt zich binnen het spectrum van de onbeloonde werkzaamheden. Een vergelijking maken met een ander begrip uit dit spectrum, ‘Werken met behoud van uitkering’, werkt verhelderend. Zo staat bij de tegenprestatie het maatschappelijk nut voorop, terwijl werken met behoud van uitkering de re-integratie van de betrokkene ten goede dient te komen. Werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie mogen bovendien niet tot de reguliere arbeidsmarkt behoren, maar die bij werken met behoud van uitkering mogen dat wel.
Verdringing
Voor alle onbeloonde werkzaamheden geldt verder dat zij additioneel van aard dienen te zijn. Bij dit lastig te duiden criterium is het verstandig om voor ogen te houden dat de wetgever hiermee verdringingseffecten wilde voorkomen. Maar er zijn nog twee andere basiskenmerken van de tegenprestatie; ‘tijdelijkheid’ en ‘beperkte omvang’. Deze zorgen er samen al voor dat er bij de tegenprestatie van verdringing nauwelijks sprake zal zijn.
Vrijwilligers
Bij tegenprestaties gaat het kortom om kortdurende werkzaamheden, waarvoor anders – als ze al zouden worden uitgevoerd – een groep vrijwilligers zou worden opgetrommeld. Wil een gemeente de tegenprestatie breed en succesvol in kunnen zetten, dan dient de intrinsieke motivatie van de betrokkene medebepalend te zijn. Het is wenselijk dat de gemeente de betrokkene daarbij faciliteert, bijvoorbeeld met een portfolio van mogelijke werkzaamheden. In die context is eigenlijk alles mogelijk.
Meer lezen over de juridische kaders bij de tegenprestatie? Neem dan een introductieabonnement op Sociaal Bestek>>
Geef een reactie