Er moet een eind komen aan de strijd om het jonge kind door de kinderopvang, peuterspeelzaal en het onderwijs. “Gemeenten zitten met kwalitatief mindere gebouwen en ondernemers hebben continuïteitsvraagstukken.”
Bij kinderopvang wordt vaak gedacht aan oppascentrales. Zorgelijk en onterecht, vindt Lex Staal, directeur van de Brancheorganisatie Kinderopvang, in gesprek met Bouwstenen voor Sociaal. Hij ziet een maatschappelijke discussie over kinderen van 0-4 jaar als voorwaarde om een eind te maken aan de institutionele strijd om het jonge kind door de kinderopvang, peuterspeelzaal en het onderwijs.
De kinderopvang in Nederland heeft het moeilijk door de economische crisis, net als ieder bedrijf. Wat het extra lastig maakt, is dat kinderopvangorganisaties als commerciële partijen in een semi-maatschappelijke hoek acteren. De partijen waarmee wordt samengewerkt worden volledig gesubsidieerd (zoals onderwijs en jeugdzorg), terwijl kinderopvang zelf voor continuïteit moet zorgen. Dat valt niet mee, zeker niet toen de branche – na een aantal jaren van bewust door de overheid gestimuleerde groei – in twee jaar tijd ruim 30 procent van de financiering kwijtraakte.
Aanvankelijk kon dat worden opgevangen met eigen vermogen en saneringen, maar door de aanhoudende crisis groeit het aantal faillissementen, bedrijfsbeëindigingen en overnames.
Het is merkwaardig, dat de overheid ongehinderd door ouders zo zwaar kon snijden in de financiering van de kinderopvang. Stel dat de overheid een deel van de bezuiniging bij het basisonderwijs had weggehaald. Bijvoorbeeld door kinderen uit groep 1, die nog niet leerplichtig zijn, slechts een deel van de week naar school te laten gaan. Het totale budget voor kinderen van 0-4 jaar was dan voldoende geweest om alle kinderen vanaf 3 jaar kosteloos naar een voorschoolse opvang te laten gaan.
“Maar die discussie is niet gevoerd”, zegt Staal. “Dan was de staat tot aan de hoge raad voor de mensenrechten gedaagd.”
Het is illustratief voor de waardering die de sector krijgt. De vakwereld is het er wel over eens, dat kinderopvang goed is voor kinderen. Maar op het moment dat ouders meer moesten gaan betalen, werd massaal een beroep gedaan op bijvoorbeeld opa en oma. Ruim 100.000 kinderen verdwenen uit de kinderopvang.
“Wij hebben blijkbaar teveel als vanzelfsprekend aangenomen, dat mensen wel wisten dat kinderopvang iets anders is als oppas. Wij dachten, dat we groeiden vanwege de kwaliteit van ons product. Maar we groeiden alleen maar, omdat iedereen dacht het kost bijna niks en het is lekker in de buurt. Dat is een leerschool geweest.”
Keerpunt
Die waardering voor kinderopvang is heel langzaam aan het veranderen. Mensen moeten in de 21e eeuw over andere vaardigheden beschikken dan voorheen, staat ook in rapport De Lerende Economie van de WRR. Om kinderen maximale kansen te bieden is het van belang hen zo jong mogelijk kennis te laten maken met deze 21st century skills. In Europese landen om ons heen wordt onderkend dat kinderopvang daar een rol in speelt, en daar wordt fors in geïnvesteerd. In Duitsland heeft iedere ouder met een kind vanaf 1 jaar recht op een opvangplaats. In Vlaanderen is het aantal kinderopvangplaatsen uitgebreid en vraagt men expertise uit Nederland om de groei te begeleiden.
In Groot-Brittannië is het ouderschapsverlof opgetrokken tot een jaar. In dat opzicht begint Nederland een raar buitenbeentje in Europa te worden, als enige land waar 1 miljard euro is bezuinigd op kinderopvang. “Ik krijg dat in het buitenland niet uitgelegd”.
Tien punten
Binnen de branche zijn voldoende ideeën om in de toekomst iets te veranderen. De brancheorganisatie heeft daartoe zelf een aanzet gedaan met een tien-punten-plan en heeft de eerste stappen gezet richting een kwaliteitsvisie. Hier worden nu de volgende stappen in gezet. Maar voor een brede discussie zijn meer partijen, visies en politiek draagvlak nodig. Het kost tijd om die bij elkaar te brengen. En er wordt gewacht op het juiste moment.
“Ik verwacht van dit kabinet geen grote wijzigingen meer. In 2017, als er een nieuw kabinet komt, moet het in het regeerakkoord staan. Daar moet in staan dat elk kind in Nederland, ongeacht waar het vandaan komt, het recht heeft om zich vanaf zijn geboorte, gedurende een aantal dagdelen te ontwikkelen in een professionele omgeving.”
Kinderopvang en onderwijs zijn in Nederland sterk geïnstitutionaliseerd. Binnen die instituten zijn er uiteraard ook wel ideeën en initiatieven om te vernieuwen en te verbeteren, maar versterkt door de bezuinigingen en de crisis stellen die instituten terecht nu eerst het overleven voorop. “Wie durft het aan om door de huidige situatie heen te kijken en te zeggen ‘we gaan het vanaf nu helemaal anders doen’? De praktijk van alledag is zo pregnant, dat je echt je handen uit de mouwen moet steken om het hoofd boven water te houden.
Waardevolle initiatieven
Toch zijn er op diverse plekken in het land waardevolle initiatieven, die richting geven aan toekomstige oplossingen. Er zijn goede voorbeelden van samenwerkende scholen en kinderopvangorganisaties. Allemaal vanuit het besef, dat het belangrijk is er stil bij te staan hoe kinderen zich ontwikkelen naar wat nodig is voor de toekomst, met name op het gebied van vaardigheden en algemene ontwikkeling. Het kwetsbare van die initiatieven is, dat ze afhankelijk zijn van de welwillendheid van mensen. Zowel bij de schoolbesturen, de kinderopvang als in de gemeente. Daardoor wordt zo’n initiatief niet gedragen door de lokale samenleving, maar is het een droom van een vertegenwoordiger van de gemeenschap. En die vervliegt zodra hij vertrekt.
Helaas mislukken teveel van die initiatieven of ze komen niet tot wasdom. Door de groeiende leegstand in het onderwijs en de kinderopvang drukt het vastgoed zwaar op de exploitatie. Overal worden pogingen gedaan om tot oplossingen te komen, maar die stranden meestal vanwege de commerciële tarieven die gemeenten hanteren. Op hoger niveau wordt geprobeerd om een oplossing te vinden voor het vastgoedprobleem in gesprekken met banken en het Waarborgfonds. Gedacht wordt aan verkoop, leaseback-constructies en oplossingen met vastgoedbedrijven. De gesprekken daarover zijn welwillend, maar concrete trajecten zijn er nog niet uit voortgekomen.
Ook voor financiers lijkt te gelden, dat eerst de kat uit de boom wordt gekeken: wat gaat de overheid doen met de voorschoolse voorzieningen?
Lichtpuntje
Als er al een lichtpuntje is in de crisis, is het dat partners als scholen en gemeenten inzien dat het runnen van voorschoolse voorzieningen in ons land iets heel anders is dan het runnen van een school. Men is er van doordrongen, dat opvang een riskante onderneming is. Toch betekent dat niet, dat er in elke gemeente consistent en met de juiste partijen wordt gebouwd aan een integrale voorschoolse voorziening.
Opmerkelijk is, dat langjarige initiatieven en gesprekken tussen kinderopvang en gemeenten, in toenemende mate worden ingeruild voor initiatieven met nieuwkomers op de markt. Daarmee lijkt de gemeente een prijsgunstige deal te kunnen sluiten voor integrale voorzieningen. Maar het moderne en goed geëquipeerde vastgoed van reeds gevestigde ondernemingen komt met leegstand te kampen.
Gevolg: een gemeente zit met kwalitatief mindere gebouwen en ondernemers hebben continuïteitsvraagstukken. Duurzaamheid in het aangaan van relaties en daarmee op elkaar kunnen vertrouwen zou de basis moeten zijn in het bouwen van voorzieningen. Voor een structurele verbetering van de positie van kinderopvang is geld nodig, via publieke middelen of rechtstreeks van de ouders. De vraaguitval toont aan dat ouders in het huidige economische bestel niet bereid zijn te betalen voor kinderopvang.
“6,40 Euro per uur vinden mensen teveel. De jaarlijkse kosten worden als het ware vergelijken met de kosten voor de wintersport. Kinderopvang heeft onvoldoende prioriteit, als branche hebben we blijkbaar nog onvoldoende duidelijk gemaakt wat onze meerwaarde is.”
Discussie
Er komt pas voldoende waardering als er door partijen én door de rijksoverheid een maatschappelijke discussie wordt gevoerd over wat je kinderen in hun eerste levensjaren wilt meegeven. Wetenschappelijk (internationaal) onderzoek laat al voldoende zien wat daarvan de opbrengsten voor het individu en de maatschappij zijn. Zodra ouders die meerwaarde van professionele kinderopvang zien en ervaren, zijn ze bereid daarvoor te meebetalen.
“Als je als maatschappij een visie hebt over voor- en naschoolse ontwikkeling en hoe je dat wilt invullen, komt daar vervolgens vanzelf uit wat daarvoor nodig is. En dan kom je ook wel uit die vastgoedproblematiek. Maar het moet beginnen met die maatschappelijke discussie, zodat een volgend kabinet er niet meer omheen kan.”
Het gesprek met Lex Staal vond plaats in het kader van de oplading van de Agenda Maatschappelijk Vastgoed 2015: de samenwerkingsagenda voor mensen in het veld. De agendabijeenkomst zelf vindt plaats op donderdag 4 december >>
Marc Albers says
Dat vastgoed overgewaardeerd, en als zodanig doorberekend, wordt is een algemeen probleem dat totaal ondergeschikt is aan het ‘gewin’ dat iedereen krijgt door het beter voorbereiden van onze jongsten. School, voor- en na, en de toegang/bereikbaarheid daarvan zou gratis moeten zijn voor alle kinderen. Onze toekomst laten afhangen van het financiële ‘inzicht’ van een paar lummels die het geld zelf liever in de zak houden is uiteraard uit den boze…
Verder een helder en eerlijk stuk opgetekend uit de woorden heer Staal.
R F Sumter says
Beste lezer in het artikel wordt nog eens duidelijk uitgelegd waarom kinderen hun ouders uiteindelijk in een bejaardenhuis plaatsen en er niet meer langsgaan. Blijkbaar is het aangeleerd gedrag (alles uitbesteden zodat je meer tijd voor jezelf hebt, al heb je voor kinderen gekozen).
De reden waarom wij zo nodig de kids naar de kinderopvang moeten doen lijkt op gecopieerd gedrag (in de rest van de wereld/europa doen ze het dus wij ook).
Uiteindelijk levert dit verschijnsel de overheid geld op ipv dat wij (ouders en kids) er beter op worden.
Let op ontwikkelingen worden gestuurd en van tijd tot tijd moet de kudde weer in de juiste richting beargumenteerd worden.