De geschiedenis leert dat transities leiden tot meer controle, toezicht, rapportages en monitors.
Hoe meer taken de rijksoverheid overdraagt aan de gemeente, hoe meer ze zich zal bemoeien met hoe deze worden uitgevoerd. De geschiedenis leert dat decentralisatie leidt tot meer controle, toezicht, rapportages en monitors, waarschuwt hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen.
De overheid gaat zich terugtrekken en de burger zal meer zelf moeten doen. We moeten af van de verzorgingsstaat en naar meer eigen kracht en zelfredzaamheid. “Maar het is maar zeer de vraag of de overheid zich terugtrekt”, zegt Paul Frissen, decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar Bestuurskunde aan Tilburg University en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling tegen Zorg+Welzijn.
Controleren
De geschiedenis leert dat de informatiebehoefte van de rijksoverheid groot is, legt Frissen uit. Daarom zal ze willen weten hoe de gemeenten de overgehevelde taken zullen uitvoeren. “Er zijn alleen al 15 monitoren in voorbereiding om de decentralisaties in de gaten te houden”, geeft de hoogleraar als voorbeeld. “Bovendien is er minder geld en dat betekent dat de overheid strenger wordt in het verstrekken van voorzieningen. En dat moet gecontroleerd worden. De verzorgingsstaat zal niet verdwijnen, maar eerder harder en strenger worden”, voorspelt Frissen.
Gemeenten krijgen meer taken, omdat juist zij hun burger kennen, is de overtuiging. Een sympathieke voorstelling, vindt Frissen aan de ene kant. “Maar de gemeente gaat tegelijk ook meer interveniëren achter de voordeur, in de privésfeer van de burgers. Er wordt gehamerd op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Het wordt allemaal heel enthousiast gebracht en de intentie is echt goed, maar uiteindelijk verwacht de overheid wel dat de burger gaat doen wat zij voorschrijft.”
Thuiszorg
Als de overheid zich wil terugtrekken door te decentraliseren, dan moet ze echt loslaten en aanvaarden dat er meer verschil en ongelijkheid in de samenleving ontstaan, stelt Frissen. En het is het nog maar de vraag of de samenleving klaar is voor deze ongelijkheid. “Wanneer je bijvoorbeeld de thuiszorg decentraliseert, krijgt iemand in Groningen andere thuiszorg dan iemand in Maastricht. Dat wordt zeker opgemerkt en dan kun je er vergif op innemen dat er Kamervragen komen. Dan moet je een minister hebben die zegt: dat klopt en dat was juist de bedoeling. En die ministers hebben we niet zoveel.”
Bij een echte terugtrekkende overheid kunnen burgers meer vrijheid pakken en dat moet je wel kunnen toelaten, zo stelt Frissen als voorwaarde. “Ook als dat niet helemaal gaat zoals de overheid dat zou willen.” En of de samenleving daar helemaal klaar voor is, is ook nog maar de vraag. “De verdraagzaamheid voor wat afwijkend en verschillend is, is behoorlijk afgenomen. Iedere burger wil maximale vrijheid voor zichzelf, maar bij de buurman moet streng gehandhaafd worden.”
Lastig
Het is een lastig vraagstuk, erkent de hoogleraar. Als je gelijkheid wilt, moet je helemaal niet decentraliseren, luidt de conclusie. Echter, verschil tussen burgers is helemaal niet slecht, vindt Frissen. “Dat is iets wat je moet accepteren. Gelijke zorg voor iedereen is heel uitzonderlijk als je naar de geschiedenis kijkt. De zorg heeft een particuliere herkomst en was helemaal niet gelijk voor iedereen.”
Wat moeten we dan? ‘Ik kan geen kant en klare blauwdruk geven’, geeft Frissen toe. “Het is in de decentralisaties belangrijk dat zorg- en welzijnsorganisaties en hun professionals zich weer eigenaar verklaren over hun vak en minder afhankelijk worden van overheidssubsidie. Subsidie komt immers nooit gratis. Dit zijn echter processen die normaliter tientallen jaren duren, terwijl de overheid dat per 2015 als een “big bang” wil invoeren. En in Den Haag rekenen ze er stiekem op dat de professionals hun stinkende best gaan doen om de decentralisaties te doen slagen.”
Geef een reactie