Op 1 juli treedt het beleidsvoornemen van de rijksoverheid in werking om bij overheidsaanbestedingen groter dan 250.000 euro 'social return' verplicht te stellen. De groenbedrijven vragen om perspectief en flexibilteit.
Deze eis wordt door lagere overheden al regelmatig toegepast. Branchevereniging VHG, voor ondernemers in het groen, onderschrijft het belang om mensen met een afstand tot de arbeidssector in te zetten. Wel dringt VHG in een open brief aan de VNG, minister Donner, minister Verhagen en staatssecretaris De Krom van aan op het flexibiliseren van de 'social return' bij aanbestedingstrajecten. Als de social returm-eis niet past bij de aard van de opdracht moet deze als niet-proportioneel worden beschouwd.
De overheid kan door wetgeving en door beleid te voeren op het aanbesteden van opdrachten invloed uitoefenen op de doorstroom van arbeidsgehandicapten naar een reguliere functie. Vanaf 1 juli is bij rijksoverheidsaanbestedingen vanaf 250.000 euro social return verplicht. Hierbij moet tenminste 5% van de aanneemsom of 7% van de loonsom worden aangewend voor arbeid door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Wat precies passende aanbestedingen zijn is niet altijd duidelijk.
Inkopen op laagste prijs
De gunning van overheidsopdrachten gebeurt nog altijd vaak op basis van de laagste prijs. Zelfs als social return of bepaalde certificaten worden gevraagd. Door de methode van aanbesteden kan de prijscomponent en het economisch voordeel voor de opdrachtgever zwaarder wegen dan sociale criteria. Voor de bedrijven die zich inspannen om aan de eisen van de gemeente te voldoen en daardoor hogere kosten hebben een frustrerende praktijk.
Wetsvoorstel aanbesteden
In de concept aanbestedingswet is het bestaande artikel over sociale werkplaatsen overgenomen. Dat artikel maakt het mogelijk overheidsopdrachten voor te behouden aan sociale werkplaatsen. Toepassing van dit artikel belemmert private ondernemers zich in te schrijven als hoofdaannemer, zelfs als hij veelvuldig samenwerkt met een SW bedrijf of structureel mensen uit de doelgroep inzet.
Samenwerking met SW bedrijven
Naar de mening van de VHG wordt de wet- en regelgeving op deze manier niet juist ingezet om mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen. Het verstoort de marktwerking en creativiteit en belemmert een constructieve samenwerking tussen ondernemers en SW bedrijven. Bijna 18.000 van de 47.000 werknemers binnen de groenvoorziening zijn momenteel werkzaam bij een SW-bedrijf. Dat gaat vaak uitstekend bij eenvoudig en gestructureerd werk en zolang ze maar goed worden begeleid. Voor de meer gecompliceerde werkzaamheden blijft de vakspecialist verantwoordelijk. De Sociale Werkvoorziening en de private ondernemer zoeken elkaar steeds vaker op om samen te werken en gezamenlijk opdrachten uit te voeren.
Gedeelde verantwoordelijkheid
De VHG onderschrijft dat de hele sector voor een grote opgave staat om de doorstroom naar regulier werk te bevorderen. Maar ziet dit nadrukkelijk als een gedeelde verantwoordelijkheid. In plaats van verplichte eisen ziet de vereniging juist mogelijkhedem door het bieden van ruimte en flexibliteit. Het moet niet uitmaken of een SW-bedrijf of een privaat bedrijf de hoofdaannemer wordt. Van groter belang is inhoeverre het inzetten van de doelgroep in het bedrijfsproces en het maatschappelijk verantwoord ondernemen is verankerd. Het doel moet blijven om het werk vakkundig en efficiënt uit te voeren, juist met inzet van deze doelgroepen.
Dialoog
VHG hecht belang aan een goede dialoog tussen de sociale werkvoorziening en private ondernemers voor een herbezinning van taken en samenwerking. Diverse betrokken organisaties waaronder VHG, CEDRIS en UWV zijn hierover al met elkaar in gesprek. Daar zou de VHG ook graag de opdrachtgevers en sociale partners meer in betrekken. Het blijkt namelijk dat het beleid en de wetgeving niet altijd goed aansluiten bij de praktijk.
Geef een reactie