Vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling worden nog te weinig doorgegeven.
Zorgmedewerkers weten vaak niet hoe ze de zogeheten meldcodes, die beschrijven wat ze moeten doen bij signalen van geweld, moeten gebruiken. Dat meldt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op basis van onderzoek.
De inspectie onderzocht vorig jaar het gebruik van de meldcode op verzoek van minister van Volksgezondheid Edith Schippers (VVD) in vijftien zorgsectoren. De code bleek het meest in gebruik bij het Gezondheidscentrum voor Asielzoekers (100 procent) en GGD’en (90 procent).
Bij particuliere klinieken (9 procent), logopedisten (achttien procent), thuiszorginstellingen (23 procent) en fysiotherapeuten (27 procent) blijft het gebruik echter achter. De meeste sectoren gaven wel aan van plan te zijn codes te gaan gebruiken. Sinds juli is het gebruik wettelijk verplicht.
Meldcodes
De meldcodes zijn hulpmiddelen voor de zorgsector bij het opsporen en signaleren van geweld. Organisaties mogen zo’n code zelf opstellen, maar er moeten in ieder geval vijf stappen in staan die moeten worden gezet, waaronder het overleg met een collega en een gesprek met de cliënt. Niet overal zijn alle vijf de stappen terug te vinden.
De scholing van medewerkers voor het gebruik van de codes is nog lang niet overal op orde, aldus de IGZ. De noodzaak om al het personeel te scholen voor het werken met de meldcodes is volgens de inspectie nog niet overal goed doorgedrongen.
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Martin van Rijn is teleurgesteld over de resultaten, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Hij gaat in een campagne extra aandacht besteden aan sectoren die er negatief uitspringen.
Geef een reactie