Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in natuur- en andere buitengebieden moeten makkelijker een vuurwapen kunnen krijgen, vindt de Tweede Kamer. De meeste partijen wijzen erop dat deze zogeheten groene boa’s steeds vaker aanlopen tegen criminele activiteiten zoals wildstroperij, drugsafvaldumpingen, geweld en agressie.
De politie kan niet altijd snel ter plaatse zijn in de afgelegen gebieden, waardoor de boa’s grote veiligheidsrisico’s lopen, zeker in de avond en nachtelijke uren. Sommige groene boa’s beschikken al over een wapen, maar lang niet allemaal. Een werkgever, vaak een gemeente, moet daarvoor een aanvraag indienen die wordt getoetst door de screeningsautoriteit Justis, met een advies van het Openbaar Ministerie en de politie.
Gevaar als uitgangspunt
De toegepaste criteria zijn te strikt, vindt een Kamermeerderheid van onder andere VVD en PvdA. Ze willen dat het kabinet deze eisen tegen het licht houdt en voortaan het gevaar als uitgangspunt neemt, niet of er incidenten zijn geweest waarbij een wapen gebruikt had kunnen worden.
Justitieminister David van Weel heeft ‘een positieve grondhouding’ over bewapening van groene boa’s, maar kan niet toezeggen dat ze altijd een wapen krijgen. Zo is het een lastige kwestie omdat het geweldsmonopolie bij de staat ligt en boa’s soms ook particuliere werkgevers hebben.
Incidenten
Wel gaat Van Weel naar de toetsing kijken. In zijn ogen zijn incidenten niet een doorslaggevend of vereist criterium, maar dienen die als ondersteuning bij de aanvraag. Volgens VVD-Kamerlid Ingrid Michon-Derkzen worden de huidige bepalingen ten onrechte uitgelegd in het nadeel van de aanvrager.
Van Weel komt vóór de zomer met een ‘diepgaande beschouwing’ over de taken, bevoegdheden en middelen van buitengewoon opsporingsambtenaren.
Geef een reactie