De noodverordeningen die tot 1 juni van kracht waren, bevatten een kronkel die tot onterechte coronaboetes en een strafblad leidde. Wat ging er mis en hoe valt dit te herstellen?
Wat mag precies wel onder de noodverordeningen, en wat niet? Heel wat Nederlanders hebben zich die vraag gesteld de laatste tijd. Burgers, handhavers, juristen, journalisten, volksvertegenwoordigers en bestuurders: iedereen deed z’n best, maar kwamen we ook ergens? Vaak wel, maar één onderdeel bleef tot het laatst toe glibberig en akelig pijnlijk voor alle deelnemers: de zeephelling.
Samenkomsten en groepsvorming
Deze zeephelling draaide in de kern om de volgende vraag: mag je met drie of meer mensen in de openbare ruimte samen zijn, mits daarbij anderhalve meter afstand wordt gerespecteerd? De begrippen ‘samenkomsten’ en ‘groepsvorming’ staan hierin centraal. Wie de helling op klauterde of dacht bijna boven te zijn, ging geheid weer onderuit. Er viel geen grip op te krijgen.
Vanaf maandag 1 juni is het antwoord ‘ja’. Groepjes die anderhalve meter afstand in acht nemen, hebben niks meer te vrezen als het goed is. Maar zo duidelijk wás het niet. Een voorbeeld dat landelijke bekendheid kreeg, is dat van een goudsmid in Schiedam. Ik ken deze zaak goed vanuit mijn praktijk. De ouders van de middenstander trakteerden hem en zijn vrouw op een gebakje, als hart onder de riem in lastige tijden. Ze peuzelden de lekkernij op in een nabijgelegen park. Op anderhalve meter onderlinge afstand weliswaar, maar toch werd het viertal beboet: kassa, bijna 1600 euro in totaal.
Dubbelzinnige regels en uitleg
Konden deze Schiedammers weten dat ze fout zaten? In alle redelijkheid: nee, dat konden ze niet. De autoriteiten hebben op z’n best dubbelzinnige boodschappen afgegeven op dit punt. In de noodverordeningen zelf, maar ook in de toelichting daarop. Zelfs vanuit de rijksoverheid, die ‘in de lead’ was en is tijdens de coronacrisis, en waar men op had mogen vertrouwen. Vanaf drie personen of meer zou er worden gehandhaafd, we horen het premier Rutte nog zeggen. Tenminste: als mensen niet minimaal de bekende anderhalve meter zouden respecteren. Zo zat het toch?
In het echt ging het er soms toegeeflijker aan toe, maar soms ook strenger, zoals in het voorbeeld. Daarbij vielen handhavers terug op een andere bepaling, die óók in de verordeningen was opgenomen: het verbod op het organiseren of bijwonen van ‘samenkomsten’. Dat ging over vrijwel alle soorten samenkomsten – in het openbaar, maar ook ‘achter de voordeur’ (dat laatste vormt een verhaal apart en laat ik hier even voor wat het is).
Verwarring nam alleen maar toe
Kortom: een groep vormen mocht onder voorwaarden, maar samenkomen mocht tegelijkertijd onder geen beding. Dat is onnavolgbaar, wat misschien nog te redden was met heldere tekst en uitleg. Maar eerder werd de verwarring groter bij zo’n beetje elke persconferentie. Want steeds was de boodschap dat burgers op gepaste afstand niets te vrezen hadden. Om de zaak extra te compliceren, verschilde de uitleg ook nog per veiligheidsregio. Veel Nederlanders hadden niet scherp voor ogen hoe het ter plaatse zat.
Voor handhavers – boa’s én politieagenten – bleek het ook geen gesneden koek te zijn. Veel opzienbarende boetes die de media haalden, lijken precies op dit mistige punt te ontsporen. Vier mensen die gebak eten in het park, houden niet ineens een ‘samenkomst’ in de zin van de Gemeentewet. Wat dan wel? Dat is dus niet helder, maar we moeten dan toch vooral denken aan zaken die in het verlengde liggen van bekende voorbeelden die hierbij vaak worden genoemd: een kermis, braderie, bezoekers van een horecagelegenheid, in die sferen.
‘Afspraak’ niet officieel gemaakt
En de verwarring duurde maar voort, wat kennelijk nog tot nadere invulling op het hoogste niveau heeft geleid. Zo valt op 14 mei te lezen in Het Parool: ‘Het Veiligheidsberaad heeft contact gehad met het ministerie van Justitie en Veiligheid en heeft nu bepaald dat er sprake is van een samenkomst als je bewust en actief iets afspreekt.’ Dat is nogal wat, maar vooral: het staat nergens in de officiële stukken. Zelfs niet in de handhavingsinstructies.
Begrippen die opduiken in de communicatie, zoals ‘afgesproken’, ‘bewust’, ‘onbewust’, ‘spontaan’, ‘gecoördineerd’ en ‘actief afgesproken’: het is leuk bedacht allemaal, maar ze staan in geen enkele verordening. Bij de beoordeling of een bijeenkomst valt onder groepsvorming of samenkomst, kan dit allemaal dus geen rol spelen. En overigens, voor het gemak waarmee het virus zich verspreidt en het daarmee gepaard gaande volksgezondheidsrisico, zal dit evenmin ook maar iets uitmaken.
Coronaboetes en strafblad
Voor de betrokkenen doet het er wel degelijk toe helaas. In euro’s, maar ook omdat een definitieve boete meestal een strafblad betekent. Los van hoe daarmee in de praktijk wordt omgegaan: niemand zit te wachten op zo’n kruisje in de justitiële documentatie. Voor dat kruisje moet, laten we eerlijk zijn, ook wel een zeer goede, duidelijk aangetoonde reden zijn. De Tweede Kamer heeft via een motie gevraagd om hiervan in de praktijk te kunnen afwijken, maar dat biedt geen garantie en maakt onrecht nog niet recht.
Ga in verzet
Daarom blijft er maar één mogelijkheid over als je nu met een onterechte coronaboete zit opgezadeld: in ‘verzet’ gaan. Dat moet binnen twee weken (zie de uitleg onder de hoofdtekst van dit artikel). Of de overheid moet ingrijpen om in één keer dit ontstane probleem op te lossen. Dat zou het allermooiste zijn, en volkomen terecht, maar voorlopig reageerde bijvoorbeeld voorzitter Hubert Bruls van het Veiligheidsberaad schamper op mogelijk ten onrechte opgelegde boetes: ach, wat maakte dat uit, het ‘ging om het doel’, nietwaar?
Natuurlijk is het goed dat bestuurders doelgericht in het geweer komen om de bevolking te beschermen; en waar gehakt wordt, vallen spaanders. Maar als je dan zo ruiterlijk bent om dat te erkennen, verbind daaraan dan ook het logische en noodzakelijke gevolg: keer terug op je schreden, bied excuses aan, en zand erover. Misschien komt het daar ook echt wel van, het OM lijkt al niet meer erg zelfverzekerd. Maar het kan geen kwaad justitie in de juiste richting te wijzen als je te goeder trouw probeerde rekening te houden met de maatregelen.
Smet op de rechtsstaat
Dat doe je dus door verzet in te stellen. Burgers draaien hoe dan ook op voor het leergeld van de overheid tijdens deze crisis, maar dat mag niet gebeuren op deze schimmige manier, die een smet vormt op het blazoen van de rechtsstaat.
Wat te doen bij onterechte coronaboetes met strafblad?
Wat moet je doen als je van een opsporingsambtenaar (politieagent of boa) een aankondiging van strafbeschikking hebt gekregen?
Mee eens?
Vind je dat je de straf verdiend hebt dan is het een kwestie de strafbeschikking van het CJIB afwachten en de boete betalen. Dat kan een hoop rompslomp schelen.
Niet mee eens?
Als je het er niet mee eens bent, reageer dan binnen twee weken. Dit heet ‘verzet instellen’.
Neem eventueel contact op met een goede advocaat en laat deze een inschatting maken. Dit kan in sommige gevallen kosteloos.
Twijfel?
Twijfel je of je de zaak wilt laten voorleggen aan een rechter? Stel dan toch verzet in. Het verzet kan tot de rechtszaak altijd weer worden ingetrokken. Later in verzet gaan kan niet.
Betalen = bekennen = veroordeeld!
Betaal nóóit tenzij je zeker weet geen verzet in te willen instellen. Is de boete betaald dan kan geen verzet meer worden ingesteld.
Wat kan de gemeente / team handhaving doen?
Fouten maken is menselijk, en al helemaal in tijden van crisis en onduidelijke informatievoorziening. Het zou kunnen dat handhavers en/of leidinggevenden inmiddels inzien dat er ten onrechte coronaboetes zijn uitgeschreven. Hoe ga je daarmee om?
Goed om te weten:
- De opsporingsambtenaar die een strafbeschikking heeft uitgevaardigd, kan deze niet zelf intrekken. De officier van justitie heeft deze bevoegdheid wel.
- Als de opsporingsambtenaar van oordeel is dat een strafbeschikking ingetrokken moet worden, kan deze een intrekkingsverzoek indienen bij het CJIB.
- Als een onterechte strafbeschikking al op de mat ligt, is er geen pasklare oplossing voor de gemeente om nog iets te doen. Gelet op de bijzondere omstandigheden kan wellicht overleg met het CJIB en/of Officier van Justitie worden overwogen.
- Als het lukt om fouten te corrigeren: de mensen informeren, excuses aanbieden, en een bos bloemen bijvoorbeeld zou aardig zijn.
- Als herstellen van evidente fouten binnen de bestaande procedures niet lukt, moet daarbuiten worden gezocht. Maatwerk dus.
Paul says
Batalen is bekennen? Dat snap ik niet. Ik vocht ooit een boete aan (gefietst op een wandelpad, maar het verkeersbord was in de struiken overwoekerd en de gemeente den haag doet geen onderhoud van de openbare ruimte, boa vond het niet waar maar de rechter gelukkig wel, aan de hand van mijn fotoos). Bij die situatie moest ik eerst betalen voordat ik een rechtszaak tegen de gemeente den haag mocht starten. Pas na 2,5 jaar had ik mijn 63 euro terug.